Paragraaf Landbouw
Artikel 4.13 Agrarische bedrijven
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die voorzien in nieuwe agrarische bouwpercelen, tenzij:

a. het gaat om verplaatsing van niet-grondgebonden veehouderij vanuit een extensiverings- of verwevingsgebied naar het landbouwontwikkelingsgebied en is gebleken dat hervestiging op een bestaand agrarisch bouwperceel niet mogelijk is;

b. het gaat om verplaatsing van grondgebonden landbouw waardoor een verbetering van de landbouwstructuur ontstaat en is gebleken dat hervestiging op een bestaand agrarisch bouwperceel niet mogelijk is.

3. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen of regels die voorzien in een omschakeling van grondgebonden agrarisch bedrijf naar niet-grondgebonden veehouderij, tenzij het agrarisch bouwperceel in het landbouwontwikkelingsgebied of het verwevingsgebied ligt.
4. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in een maximale oppervlaktemaat van 1,5 hectare bouwperceel ten behoeve van bestaande agrarische bedrijven. Hierbij is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan en is binnen de agrarische bouwpercelen verbreding van de agrarische activiteiten mogelijk. Van de maximale oppervlaktemaat van 1,5 hectare kan afgeweken worden tot maximaal 2,5 hectare als dit noodzakelijk is voor plaatsing van gebouwen, bouwwerken voor het opwekken van duurzame energie.
5. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in uitbreiding van een bestaand agrarisch bouwperceel tot maximaal 2,5 hectare voor bestaande grondgebonden veehouderijen en in een landbouwontwikkelingsgebied ook voor bestaande niet-grondgebonden veehouderijen, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de uitbreiding is ruimtelijk aanvaardbaar;

b. de uitbreiding vindt niet plaats in waterbeschermingsgebieden;

c. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;

d. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;

e. de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting;

f. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.

6. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in een 30% uitbreiding van een bouwperceel van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij in een verwevingsgebied onder de voorwaarde dat de uitbreiding landschappelijk goed inpasbaar is. Een uitbreiding van nog eens 30% van het bouwperceel is toegestaan indien hieraan een ondernemersplan ten grondslag ligt en voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. de uitbreiding is ruimtelijk aanvaardbaar;

b. de uitbreiding vindt niet plaats in waterbeschermingsgebieden;

c. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;

d. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;

e. de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting;

f. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.

7. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die nevenactiviteiten toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. de oppervlakte aan bedrijfsbebouwingen wordt niet vergroot;

b. erfinrichting en bedrijfsbebouwing zijn landschappelijk goed inpasbaar;

c. omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

8. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Daarnaast bevat de toelichting een onderbouwing die aantoont dat de uitbreiding tot maximaal 2,5 hectare of met maximaal 30% noodzakelijk is voor de voortzetting van het agrarische bedrijf. Indien voorzien wordt in de mogelijkheid van nevenactiviteiten in een omvang van meer dan 300 m2, dan bevat de toelichting daarvoor een ruimtelijke onderbouwing. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.


Artikel 4.14 Glastuinbouw niet toegestaan
1. Als ‘Glastuinbouw niet toegestaan’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen of regels die glastuinbouw toestaan, tenzij het de verplaatsing van solitaire glastuinbedrijven, gevestigd in De Ronde Venen en omgeving, naar de gronden in aansluiting op bestaande kassengebied in de Polder Derde Bedijking betreft.
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat bestaande glastuinbouwbedrijven worden uitgebreid mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de uitbreiding is beperkt tot een omvang die noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het glastuinbouwbedrijf tot een maximum van 2 hectare;

b. er is geen sprake van zwaarwegende landschappelijke bezwaren;

c. bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast of beperkt.

4. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en dat verplaatsing van het bedrijf naar een concentratiegebied glastuinbouw niet mogelijk is.


Artikel 4.15 Concentratiegebied glastuinbouw
1. Als ‘Glastuinbouw’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen of regels die een belemmering vormen voor de glastuinbouw.