Paragraaf Recreatie
Artikel 4.16 Recreatiezone
1. Als ‘Recreatiezone’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de instandhouding en de bereikbaarheid van bestaande recreatieve voorzieningen.
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in nieuwe bovenlokale recreatieve voorzieningen.
4. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die nieuwvestiging van golfterreinen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het golfterrein mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden;

b. recreatief medegebruik is gewaarborgd.

5. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die rood voor groen-ontwikkelingen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. de rode en groene ontwikkelingen worden in samenhang ontwikkeld waarbij de hoeveelheid toe te voegen rode ontwikkeling in redelijke verhouding staat tot de hoeveelheid extra recreatieve voorzieningen;

b. de tijdige realisering van de recreatievoorziening en de duurzame instandhouding daarvan is verzekerd;

c. de rode en groene ontwikkelingen leiden per saldo tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

6. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een integrale visie en een beeldkwaliteitsparagraaf maken onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.


Artikel 4.17 Bovenlokaal recreatieterrein
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ontwikkeling van aan het recreatieve gebruik gerelateerde voorzieningen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de voorzieningen dragen bij aan het versterken van de recreatieve belevingswaarde van het gebied;

b. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in uitbreiding van bestaande golfterreinen, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de uitbreiding van het golfterrein mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden;

b. recreatief medegebruik is gewaarborgd.

4. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.


Artikel 4.18 Recreatiewoningen
1. Als ‘landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die permanente bewoning van recreatiewoningen uitsluit.

Artikel 4.19 Stiltegebied
1. Als ‘Stiltegebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden.
3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid en de wijze waarop hiermee in het plan is omgegaan.