Paragraaf Landschap
Artikel 4.9 Landschap
1. Als ‘Landschap’ wordt aangewezen:

a. ‘Eemland’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

b. ‘Gelderse Vallei’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

c. ‘Groene Hart’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

d. ‘Rivierengebied’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

e. ‘Utrechtse Heuvelrug’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

f. ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

g. ‘Stelling van Amsterdam’ het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart;

2. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap.
3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan.


Artikel 4.10 Aardkundige waarden
1. Als ‘Aardkundige waarden’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied aanwezige aardkundige waarden.
3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige aardkundige waarden, de daaraan toe te kennen waardering, het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de aardkundige waarden in het plan wordt omgegaan.