Paragraaf Landelijk gebied
Artikel 4.1 Eiland van Schalkwijk
1. Als ‘Eiland van Schalkwijk wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor ruimtelijke ontwikkelingen die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in de pijlers één tot en met zeven zoals vastgelegd in de bijlage Eiland van Schalkwijk.
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor woningbouw tot een maximum van 250 woningen.
4. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.


Artikel 4.2 Verstedelijking landelijk gebied
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die verstedelijking toestaan, tenzij de ruimtelijke ontwikkelingen betrekking hebben op en in overeenstemming zijn met de volgende artikelen: artikel 2.8 Cultuurhistorische hoofdstructuur, artikel 3.2 Toekomstige woonlocatie, artikel 3.4 Toekomstig bedrijventerrein, artikel 4.1 Eiland van Schalkwijk, artikel 4.8 Kernrandzone, artikel 4.3 Woningen landelijk gebied, artikel 4.4 Bebouwingsenclaves en –linten, artikel 4.5 Woonschepen, artikel 4.6 Bestaande niet-agrarische bedrijven, artikel 4.7 Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing, artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur, artikel 4.12 Groene contour, artikel 4.16 Recreatiezone, artikel 4.17 Bovenlokaal recreatieterrein, en plaatsvinden in de daartoe aangewezen gebieden.


Artikel 4.3 Woningen landelijk gebied
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die voorzien in een maximale inhoudsmaat van een bestaande woning onder de voorwaarde dat de woning landschappelijk goed inpasbaar is.
3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarde is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing indien het nieuwe ruimtelijk plan een substantieel grotere inhoudsmaat ten opzichte van het vigerende ruimtelijk plan mogelijk maakt.


Artikel 4.4 Bebouwingsenclaves en -linten
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat in bebouwingsenclaves of bebouwingslinten verstedelijking plaatsvindt, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. verstedelijking resulteert in verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

b. bebouwing vindt niet plaats buiten de bestaande bebouwingsenclaves of bebouwingslinten;

c. belangen van bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast.

3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.


Artikel 4.5 Woonschepen
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die nieuwe vervangende ligplaatsen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het gaat om woonschepen die afkomstig zijn uit zeer kwetsbare gebieden, onder de voorwaarde dat de nieuwe locatie uit ruimtelijk oogpunt aanmerkelijk minder bezwaarlijk is, of het gaat om woon¬schepen met een historische waarde;

b. de maatvoering van schepen en ligplaatsen zijn landschappelijk goed inpasbaar.

3. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die voorzien in een maatvoering van schepen en ligplaatsen onder de voorwaarde dat de ligplaats landschappelijk goed inpasbaar is.
4. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing indien de inhoudsmaat een grote inhoudsmaat mogelijk maakt, tenzij het om een woon¬chip van historische waarden gaat.


Artikel 4.6 Bestaande niet-agrarische bedrijven
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat percelen bestemd voor specifieke niet-agrarische bedrijven een andere niet-agrarische bedrijfsbestemming krijgen onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang niet leidt tot een toename van de invloed op de omgeving.
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat bestaande niet-agrarische bedrijven worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande bebouwing. Van deze maximale uitbreiding kan afgeweken worden mits er sprake is van een economische noodzaak.
4. De toelichting op een ruimtelijk plan als bedoeld in het derde lid bevat een ruimtelijke onderbouwing die aantoont dat deze uitbreiding ruimtelijk aanvaardbaar is en dat deze uitbreiding noodzakelijk is voor de voortzetting van het niet-agrarische bedrijf.


Artikel 4.7 Algehele agrarische bedrijfsbeeindiging of bedrijfsverplaatsing
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat de bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen een andere bedrijfsmatige functie krijgen, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw;

b. met uitzondering van de historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:

1 ° het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande bebouwing. Nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aan-vaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;

2 ° het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;

3 ° het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;

4 ° extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour;

5 ° het omringende landschap wordt hersteld, de recreatiemogelijkheden worden verbeterd of de waterhuishouding wordt verbeterd;

c. de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden of versterkt;

d. de bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen liggen niet in een Landbouwontwikkelingsgebied;

e. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat een woonbestemming wordt gegeven aan de bedrijfswoning en de tot het hoofdgebouw behorende aangebouwde bedrijfsruimte, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw;

b. de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden of versterkt;

c. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;

d. een kantoor of bedrijf aan huis is mogelijk indien de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.

4. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw;

b. alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 1000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2500 m2 tot 4000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4000m2 of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5000 m2 aan bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt voor één woning. Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

c. de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning en wordt landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

5. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.




Artikel 4.8 Kernrandzone
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de volgende ruimtelijke ontwikkelingen toestaan:

a. kleinschalige stedelijk gelieerde functies in aansluiting op het stedelijk gebied indien dit ten dienste staat van:

1 ° versterking van de recreatieve belevingswaarde van de kernrandzone, of

2 ° realisatie van natuur binnen de Groene contour, of

3 ° realisatie van recreatief groen binnen de Recreatiezone, of

4 ° realisatie van recreatieve voorzieningen binnen de Recreatiezone;

b. uitplaatsing van een functie vanuit het stedelijk gebied naar de kernrandzone in aansluiting op stedelijk gebied waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied wordt verhoogd;

c. realisatie van woningen in het kader van Ruimte voor ruimte-regeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied wordt verhoogd;

d. stadsrandactiviteiten;

e. de onder a. tot en met d. genoemde ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

1 ° de ontwikkelingen zijn in overeenstemming met een integrale visie op de kernrandzone;

2 ° de ontwikkelingen zijn landschappelijk goed inpasbaar;

3 ° de omvang van de ontwikkelingen staan in redelijke verhouding tot de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

4 ° de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de ge-noemde voorwaarden is voldaan. Afhankelijk van de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkeling maakt een integrale visie op de kernrandzone en een beeldkwaliteitsparagraaf onderdeel uit van de onderbouwing.