Hoofdstuk 2 Huidige situatie plangebied

2.1 Landschap

De Lek tussen Hagestein en Vianen ligt in het overgangsgebied tussen de fysisch-geografische regio’s: het Rivierengebied, het Veenweidengebied en het Zoetwatergetijden-gebied. Zowel de Lek zelf als de omgeving waar de Lek doorheen stroomt, verandert daardoor van oost naar west van karakter. De verschillen tussen de landschappen zijn goed zichtbaar. De gestuwde Lek in het rivierenlandschap wordt gekenmerkt door een sterk meanderende hoofdgeul, brede uiterwaarden, brede oeverwallen met dorpen achter de dijk. De Getijde Lek in het veenweidegebied kent een smal winterbed en smalle oeverwallen. Lintbebouwing bevindt zich langs de dijk en daarachter liggen weidse veenpolders met een kenmerkende copeverkaveling. Langs de oevers hebben zich onder invloed van het getij rietgorzen ontwikkeld.
Binnen het plangebied van Ruimte voor de Lek liggen uiterwaarden met elk een eigen karakter. De ruimtelijke opbouw en diversiteit in karakters zijn ontstaan vanuit de landschappelijke onderlegger zoals bodem en morfologie, het landgebruik, watersysteem en historische ontwikkeling
 



2.2 Eigendom en beheer

Een groot deel van het plangebied is in eigendom en beheer bij particulieren. Particulieren verpachten gronden aan lokale agrariërs. Het grondgebruik is intensief: in de Vianense Waard en de Bossenwaard is een groot deel in gebruik als maïsakkers. Het gebied wordt beweid met melk- of jongvee. Dit betreft eveneens particuliere eigendommen of percelen van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) die aan agrariërs zijn verpacht. In de Mijnsherenwaard en het westelijk deel van de Bossenwaard liggen ook eigendommen van (BBL) en Staatsbosbeheer. Hier is het beheer gericht is op natuurbehoud- en ontwikkeling. Verder zijn eigendommen aanwezig van de waterschappen, het Recreatieschap, de Staat (Rijkswaterstaat), de gemeente Vianen en de provincie Utrecht
 



2.3 Infrastructuur en bebouwing

De aanwezige bebouwing en bedrijvigheid ligt geconcentreerd achter de dijk in het binnendijkse gebied, met een verdichting rond de kernen Nieuwegein en Vianen. Buiten de kernen is lintbebouwing langs de dijk aanwezig. De bebouwing in Vianen is sterk geconcentreerd in de kern. De strook achter de dijk is een historisch centrum. Buitendijks is ook bebouwing aanwezig in de Mijnsherenwaard en de Pontwaard; aangeduid als de Buitenstad. Achter de bebouwing ligt een moestuincomplex. De bebouwing van Nieuwegein is geconcentreerd in de wijken Lekboulevard, Hoog-Zandveld, Zandveld en Vreeswijk.
Het plangebied wordt doorsneden door de autosnelwegen A2 en A27 met hoge vaste bruggen. De dijk langs zowel de noord- als de zuidzijde van de Lek wordt vooral door lokaal verkeer gebruikt en voor ontsluiting van de aanliggende percelen. De zuidelijke dijk langs de Lek is een belangrijke recreatieve fietsroute. Het pontveer ter hoogte van Vianen is een belangrijke oversteekbeweging voor langzaam verkeer over de Lek. Beide dijken hebben verschillende toegangen tot de landbouwgronden, veelal in de vorm van een onverhard pad op een talud richting de uiterwaard.
 



2.4 Watersystemen

In de Lek benedenstrooms van de stuw bij Hagestein is de getijdeninvloed nog maximaal werkzaam, dit in tegenstelling tot het gestuwde deel van de rivier, de Nederrijn, stroomopwaarts van Hagestein. Dit maakt de Lek tot een unieke rivier en het gebied tot een uniek gebied. Het meest oostelijke gebied kent een dagelijks getijdenverschil van ruim 1 meter. Het stuwbeheer is sterk bepalend voor de ligging van de intergetijdenzone (de zone tussen eb en vloed). Bij lage rivierafvoeren en deels gesloten stuw ligt de intergetijdenzone veel lager dan in perioden met hoge rivierafvoer wanneer de stuw gestreken is. Daarnaast treedt bij gestreken stuw reflectie van de hoogwatergolf op.
Morfologisch gezien is de Lek sterk aan banden gelegd. De meeste oevers zijn gefixeerd met breuksteen en veel uitwaarden hebben kades. Daarmee zijn de morfologische processen in de uiterwaarden tot een minimum beperkt. Alleen tijdens hoogwaterperioden vindt lokaal nog zandafzetting plaats, zoals op de oever in de Vianense Waard.

Het stuwprogramma S-285 regelt de waterdoorvoer door de stuwen bij Driel en Amerongen en Hagestein en het rivierpeil. Bij een afvoeren van de Boven-Rijn bij Lobith van > 2300 m3/sec gaat ongeveer 2/3 deel van het rivierwater via de Waal, 2/9 deel via de Nederrijn/Lek en 1/9 deel via de IJssel. Bij toenemende afvoer worden achtereenvolgens de stuwen bij Driel, Amerongen en Hagestein geopend zodat de rivier vrij afstromend wordt. Bij een Bovenrijnafvoer van 3400 m3/sec is de Lek geheel vrij afstromend en voert dan ca. 650 m3/sec af. Deze situatie komt gemiddeld 50 dagen per jaar voor.
Tussen een debiet van 1420 en 3400 m3/s wordt met behulp van schuiven in de stuwen de afvoer van de Nederrijn/Lek op minimaal 25 m3/sec en maximaal 430 m3/sec gehouden. Daalt de afvoer van de Bovenrijn beneden de 1420 m3/sec, dan is de Lek volledig gestuwd. De afvoer door de stuw bij Hagestein is dan teruggebracht tot 25 m3/sec. Deze situatie komt gemiddeld 80 dagen per jaar voor.

Relevante waterstanden
Indien de onderschrijdingskans van 50% voor een gemiddelde jaarsituatie in beschouwing wordt genomen (2200 m3/s bij Lobith), treedt ter hoogte van het plangebied gemiddeld een eb-stand van 0,35 m + NAP op en een vloedstand van 1,55 m + NAP. In het groeiseizoen (april- november) geldt voor een onderschrijdingsduur van 50% een Lobith-afvoer van 1600 m3/s. Deze afvoer kan dus als gemiddeld en representatief voor de vegetatieontwikkeling beschouwd worden. Bij deze afvoer treedt gemiddeld een eb-stand van 0,00 m + NAP op en een vloedstand van 1,20 m + NAP.

De gemiddelde winterafvoer bedraagt 2.600 m3/s bij Lobith. Deze afvoer komt circa drie maanden per jaar voor. De bijbehorende waterstanden zijn 1,05 m + NAP bij eb en 1,75 m + NAP bij vloed. Een hoge winterafvoer met een tijdsoverschrijding van gemiddeld circa 1 week per jaar betreft een afvoer van 6.000 m3/s bij Lobith. Bij deze afvoer is het verschil tussen eb en vloed verwaarloosbaar gering. De gemiddelde waterstand bedraagt dan 3,15 m + NAP.

De inundatiefrequentie in de huidige situatie bedraagt:

  • Vianense Waard: eens per 7,5 jaar;
  • Pontwaard (ten noorden en ten zuiden van de Oude Lek): eens per 7,2 jaar;
  • Bossenwaard: eens per 2,3 jaar;
  • Waalse Waard (westkant A27): eens per 0,8 jaar;
  • Waalse Waard (oostkant A27): eens per 2,7 jaar.

Peilbeheer van de deelgebieden
De Bossenwaard is een zomerpolder en wordt bemalen op een peil van 0,8 m +NAP. ‘t Waalse Waard functioneert niet als zomerpolder. In de uiterwaard ligt een voormalige klei- of zandwinput. Bij fluctuerende waterstanden in de rivier verandert de waterstand in de uiterwaard mee. Ook de Vianense Waard is een zomerpolder. De zomerpolder wordt, via een uitlaatconstructie met een vaste drempel (1,55 m+NAP) op peil gehouden. Via de vistrap bij de stuw van Hagestein kan water worden ingelaten. De Pontwaard is niet ingericht als zomerpolder. Het waterpeil is hier gericht op agrarisch gebruik, evenals in de Mijnsheerenwaard.
 



2.5 Beschrijving huidige situatie per deelgebied

De Bossenwaard
De Bossenwaard kent een open landschap met op enkele plekken opgaand groen. Het gebied is voor het grootse deel in gebruik als land- en akkerbouwgebied. De Bossenwaard wordt ruimtelijk doorsneden door het snelwegviaduct van de A2 en is geheel omgeven door een zomerkade. Aan de noordzijde (Lekboulevard) wordt de Bossenwaard begrensd door hoge bebouwing.
Het kavelpatroon aan zowel de oost- evenals de westzijde van het viaduct dateert al vanaf de Middeleeuwen, in de tijd dat de eerste dijken werden aangelegd. Toen al werd de Bossenwaard gebruikt voor kleinschalige agrarische activiteiten. In de Bossenwaard ligt het punt waar de Hollandsche IJssel zich vroeger afsplitste van de Lek. Tot aan het einde van de dertiende eeuw was dit een open verbinding. In 1285 werd een dam bij 't Klaphek aangelegd die de twee rivieren scheidde. Het gebied rondom de oude loop is een laag en nat deel van de Bossenwaard waar, aan de teen van de dijk, kwelindicatieve soorten voorkomen.
Restanten van oude, cultuurhistorische elementen zoals de oude steenfabrieken, het zwembad en de oude schipbrug zijn niet meer aanwezig (mogelijk zijn er van de oude steenovens nog sporen in de ondergrond aan te treffen). De vluchthaven die werd gebruikt voor de boten van de schipbrug, aangelegd in de 19de eeuw heeft nu een recreatieve functie.
De Bossenwaard heeft in de huidige situatie een beperkte recreatieve betekenis. De uiterwaard is zeer beperkt toegankelijk. Er zijn geen aangewezen struinpaden of andere voorzieningen aanwezig.
De ecologische kwaliteiten zijn niet groot. Het onverdedigd kribvak in het westelijk deel heeft steilranden met oeverzwaluwen en een sloot langs de dijk bezit goed ontwikkelde watervegetatie. Langs de verdedigde oever liggen lokaal kleine rietgorzen.

’t Waalse Waard
‘t Waalse Waard heeft een open, agrarisch landschap met overwegend grasland en enkele natuurelementen zoals een ooibos. Een enkele kavel wordt gebruikt voor akkerbouw. ‘t Waalse Waard wordt ruimtelijk doorsneden door het snelwegviaduct van de A27. Ten oosten van de snelweg ligt een voormalige zandwinplas.
Het oostelijk deel van de uiterwaard is in gebruik als recreatiegebied (dagrecreatie) Het westelijk deel kent een agrarisch gebruik. Dit deel van de ’t Waalse Waard heeft geen recreatieve betekenis. Er zijn geen wandel- of struinroutes aanwezig. Deze routes liggen verder stroomopwaarts, in het smalle deel van ‘’t Waalse Waard en de Honswijkerwaard. De uiterwaard heeft een sterk recreatief gebruik met onder andere ligweiden, zandstrandjes en visplaatsen. Er zijn voorzieningen zoals toegangswegen en parkeerplaatsen aangelegd. Aan de dijk staat het voormalige veerhuis van de Oude Slijkerveer, ingepakt in het groen.
Langs de oevers van de oude Lekloop komt op grote schaal nog typische getijdennatuur voor in de vorm van rietgorzen en slikken. Aan de oostzijde ligt een geïsoleerde, diepe zandwinplas.

Pontwaard en Mijnsherenwaard
Dit gebied heeft een agrarisch cultuurlandschap met vooral gras- en hooilanden. Restanten van cultuurhistorisch waardevolle beplanting (meidoorn) zijn beperkt zichtbaar. De kavelverdeling in de Pontwaard is weinig veranderd. De kavelverdeling in de Mijnsherenwaard is niet origineel. Deze uiterwaard is grotendeels afgegraven en afgevlakt tijdens de aanleg van de Lekbrug van de A2. De oude lijnbaan is in het kavelpatroon nog wel zichtbaar. Deze lag ten westen van de Buitenstad, parallel aan de dijk en was ongeveer 400m lang. Aan de noordzijde van Vianen, net buiten de stadsmuur en de Lekpoort ligt ten noorden van de dijk de Buitenstad. De Buitenstad bestaat uit lintbebouwing langs de verbinding tussen de stad en het veer over de Lek. Restanten van stroomgeulen en oeverwallen zijn goed zichtbaar. De hoogteverschillen aan de westzijde van de kade Buitenstad-Ponthoeve laten duidelijk zien waar een oude Lekloop heeft gelopen. Er is hier sprake van een waardevol morfologisch patroon. De kaden en de laagte liggen nog precies op de plek waar voorheen de havengeul lag. Ook het verlengde deel van de Oude Lekloop (aan de oostzijde van de kade) is nog aanwezig. De Pontwaard en Mijnsherenwaard zijn (recreatief) beperkt toegankelijk omdat de waarden nog vooral een agrarische functie hebben. De Lek is vooral bereikbaar via de oevers. Langs de oever loopt een pad om bij de zandstrandjes te komen. Op ongeveer de plek waar vroeger het oude veerhuis heeft gestaan, staat een oude boerderij, de Ponthoeve. Naast een agrarische functie bezit de Ponthoeve ook een kleinschalige horecafunctie.
Het oostelijk deel van de Pontwaard is een relatief kleine, reliëfrijke uiterwaard met restanten van stroomgeulen en oeverwallen.

De Vianense Waard
De Vianense Waard kent een open landschap met akker- en graslanden. Het agrarisch gebruik is intensief met veel maïsakkers en productiegraslanden. Het landschap is in het verleden grotendeels afgevlakt ten behoeve van de landbouw en de aanleg van het viaduct over de A27. Het oorspronkelijke kavelpatroon is nog deels zichtbaar. Ook de Oude Lekloop is nog als een smalle sloot in de uiterwaard zichtbaar.
Opgaand groen beperkt zich tot enkele plekken. Een bijzondere plek is het stukje groen met een kleine waterplas. Dit gebied is aangelegd ter compensatie van dijkversterkingen in het verleden. Op de oostkade van het Merwedekanaal ligt een zuiveringsinstallatie, gebouwd in de 1970. De Vianense Waard wordt ruimtelijk doorsneden door het snelwegviaduct van de A27. Het bruggenhoofd is binnendijks ingepakt door bomen. Parallel aan de Lek ligt een zomerkade. De oevers van de Lek in de Vianense Waard bestaan in het oosten uit steenbestortingen, in het westen uit een natuurlijke oever met zandstrandjes. Hier vindt bij hoogwaters nog actieve opzanding plaats. Deze opzandingen zijn waardevol voor zowel natuur als beleving van het beeld van een continue rivierloop.
De Vianense Waard is niet aantrekkelijk als recreatief gebied. De toegankelijkheid beperkt zich tot de toegangen voor het landbouwverkeer. Er zijn geen wandelroutes of struinmogelijkheden aanwezig. De kop van het Merwedekanaal, voorbij de zuiveringinstallatie is wel bereikbaar. Deze plek geeft een mooi uitzicht over het omliggende landschap en passerende schepen.
Het grondgebruik is intensief: in de Vianense Waard is een groot deel ingenomen door maïsakkers. De uiterwaard is vrijwel volledig geëgaliseerd en omgeven door een kade. Actuele natuurwaarden zijn beperkt tot de rivieroever en enkele wateren langs de dijk. In deze uiterwaard ligt centraal een oude, deels verlande stroomgeul welke als afwateringssloot fungeert