Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In de afgelopen eeuwen is veel ruimte aan de rivieren ontnomen met het gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen dijken die de afgelopen decennia steeds hoger zijn geworden. De rivieren in Nederland moeten door de klimaatsverandering steeds grotere hoeveelheden water kunnen verwerken. Door de bevolkingsontwikkeling en de economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Als een overstroming zou plaatsvinden, zijn de gevolgen dan ook enorm. In de afgelopen eeuwen is veel ruimte aan de rivieren ontnomen, met het gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen dijken die steeds hoger zijn gemaakt. De hoge waterstanden eind vorige eeuw hebben duidelijk gemaakt dat er anders met de ruimte voor de afvoer van (rivier)water moet worden om gegaan.

Het kabinet heeft in 2006 besloten de bescherming tegen overstromingen uiterlijk in 2015 op het wettelijk vereiste niveau te brengen en de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied te verbeteren. Gezien de verwachting dat de maatgevende rivierafvoeren zullen toenemen heeft het kabinet ervoor gekozen de vereiste veiligheid zoveel mogelijk te bereiken door het nemen van maatregelen die voorkomen dat de maatgevende hoogwaterstanden steeds verder zullen stijgen. Dit betekent dat het accent verschuift van dijkverbetering naar rivierverruiming, waarbij zowel buitendijkse als binnendijkse maatregelen worden ingezet. Dijkverbetering wordt alleen uitgevoerd op trajecten waar andere maatregelen niet geschikt of niet financierbaar zijn.

Het plan voor de nieuwe aanpak van de bescherming van het rivierengebied is opgenomen in de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier. In de PKB Ruimte voor de Rivier zijn 39 maatregelen benoemd die moeten zorgen voor die voldoende bescherming tegen de toevloed van het water. Daarbij is tevens als eis gesteld dat de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied wordt verbeterd. De maatregelen moeten uiterlijk in 2015 uitgevoerd zijn. Eén van deze maatregelen is de “Uiterwaardvergraving Honswijkerwaarden, stuweiland Hagestein, Hagesteinse uiterwaard en Heerenwaard”, beter bekend onder de naam Ruimte voor de Lek.

De provincie Utrecht is initiatiefnemer voor het project Ruimte voor de Lek. In nauwe samenwerking met de gemeenten Vianen, Nieuwegein, Houten en IJsselstein, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het Waterschap Rivierenland en de rivierbeheerder Rijkswaterstaat Dienst Oost-Nederland heeft de provincie Utrecht invulling gegeven aan de veiligheidsopgave, aan de opgave in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en aan een aanvullend pakket van maatregelen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen.

Ruimte voor de Lek voorziet in het behalen van de rivierkundige taakstelling (veiligheid) in combinatie met het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De maatregelen die voor het transformeren van het gebied uitgevoerd dienen te worden betreffen het verlagen en doorgraven van de zomerkaden, de aanleg van geulen en maaiveldverlaging. Met het toelaten van de rivier- en getijdendynamiek krijgt het plangebied zijn ecologische identiteit weer voor een belangrijk deel terug. Ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit worden kenmerkende natuurwaarden ontwikkeld en wordt de belevingswaarde van het gebied verhoogd door het gebied toegankelijk te maken voor recreanten. In het gebied worden tevens enkele recreatieve voorzieningen gerealiseerd.

Voor de uitvoering van het project is aanpassing van de geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. Provinciale Staten hebben op 8 juni 2009 besloten tot het opstellen van een provinciaal inpassingsplan voor dit project, waarmee de gewenste ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De gemeenten Vianen, Nieuwegein, IJsselstein en Houten hebben hiermee ingestemd.
 



1.2 Inpassingsplan

Project van provinciaal belang
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft Provinciale Staten de bevoegdheid om een inpassingsplan vast te stellen. Een inpassingsplan kan worden vastgesteld wanneer sprake is van een provinciaal belang.
Ruimte voor de Lek is een gemeenteoverstijgend project, waarbij het algemeen belang dat wordt gediend het lokale niveau overstijgt. De complexiteit van het project, waarvan het gebied gelegen is op het grondgebied van vier gemeenten en twee waterschappen, gecombineerd met de uitdagingen die er liggen, maakt dat er sprake is van een provinciaal belang. Gelet op het bovenlokale en integrale karakter van het project, de veiligheid van en langs de Lek, de in het gebied gelegen Ecologische Hoofdstructuur en de beoogde verbetering van de ruimtelijke kwaliteit hebben Provinciale Staten besloten een provinciaal inpassingsplan op te stellen.
Het doel van het inpassingplan is om de in het projectontwerp opgenomen rivierverruimende maatregelen, de natuurontwikkeling en de recreatieve voorzieningen in planologisch-juridische zin mogelijk te maken.

De wet stelt als voorwaarde voor de inzet van het inpassingsplan dat de gemeenteraad vooraf wordt gehoord. De vier gemeenteraden hebben te kennen gegeven er mee in te stemmen dat door de provincie een inpassingsplan wordt opgesteld. Op grond van artikel 3.26, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening worden de betrokken gemeenteraden tijdens het planproces gehoord.

EHS-saldobenadering
Een deel van de inrichtingsvoorstellen tast de waarden van de begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aan. De Structuurvisie 2005-2015 (voorheen Streekplan) biedt de mogelijkheid om met behulp van saldering te komen tot gebiedsontwikkeling. Door expliciet te kiezen voor het toepassen van de EHS-salderingsmethode worden verschillende randvoorwaarden gesteld aan de plannen, zoals één ruimtelijke visie, onderlinge samenhang in projecten en winst voor de natuur.
Provinciale Staten hebben besloten bij de verdere planuitwerking van het project Ruimte voor de Lek en het op te stellen inpassingsplan de EHS-saldobenadering toe te passen.

Geldende bestemmingsplannen
Momenteel gelden voor het plangebied de volgende bestemmingsplannen:
Vianen:
- Landelijk Gebied
- Landelijk Gebied Hagestein ’71
- Rijksweg A2
Nieuwegein:
- Lekboulevard
- Hoog-Zandveld Lekboulevard
- Kom-Vreeswijk
- Het Klooster 2004, correctieve herziening
Houten:
- Buitengebied
IJsselstein:
- Landelijk Gebied Noord en Zuid

De geldende bestemmingsplannen laten de realisering van de maatregelen, de natuurontwikkeling en de recreatieve voorzieningen zijn niet toe.
Het inpassingsplan vervangt deze bestemmingsplannen voor het gedeelte dat binnen het plangebied ervan ligt.



1.3 Plangrenzen

De plangrenzen van het inpassingsplan Ruimte voor de Lek zijn zo gekozen dat de beoogde inrichtingsmaatregelen, werkzaamheden en het gebruik, die niet mogelijk zijn op grond van de geldende bestemmingsplannen, er binnen vallen. Ze zijn verder zoveel mogelijk afgestemd op de grenzen van de geldende bestemmingsplannen en de gemeentegrenzen.

Het plangebied van het inpassingsplan bestaat per gemeente uit de volgende deelgebieden:
• IJsselstein-Nieuwegein: Bossenwaard.
• Nieuwegein-Houten: ‘t Waalse Waard.
• Vianen: Mijnsherenwaard, Pontswaard en de Vianense Waard en de toegangsdam tot het Stuweiland Hagestein

Kaart PM

 



1.4 Milieueffectrapport (MER)

Voor een aantal maatregelen die voorgesteld worden in het project Ruimte voor de Lek, is een wijziging van één of meerdere bestemmingsplannen nodig. Dat geldt voor het ontwikkelen van agrarische gronden tot natuurgebied, maar ook voor de aanleg van recreatieve/toeristische voorzieningen, oeververgravingen en ontgrondingen.

Een wijziging van de functie "landbouw" in "natuur en recreatie" is in het kader van een bestemmingsplanwijziging merbeoordelingsplichtig als het een oppervlakte betreft van meer dan 125 ha . Bij het project Ruimte voor de Lek komt de functiewijziging boven de 125 ha van de m.e.r.-beoordelingsplicht (Lijst D, Activiteit 9 Besluit m.e.r.; landinrichting). Ten behoeve van het project Ruimte voor de Lek is een PlanMER opgesteld waarin de effecten van deze activiteit zijn onderzocht.

Uit de eerste ontwerpen bleek dat 100 ha ontgrond moet worden . Deze ontgrondingen zijn m.e.r.-plichtig. In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn de ontgrondingen niet expliciet benoemd als m.e.r.-plichtige activiteit. De ontgrondingen ten behoeve van de uiterwaardverlaging (zoals nevengeulen) zijn echter wel in het Besluit m.e.r. benoemd als activiteit waar de milieueffecten van bepaald moeten worden. In het MER is dit nader uitgewerkt en zijn de milieueffecten van de ontgrondingen volwaardig meegenomen.

Het inpassingsplan is kaderstellend voor toekomstige m.e.r.-plichtige activiteiten (de ontgrondingen) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de functiewijzigingen). Dit betekent dat voor het inpassingsplan een plan-Mer gemaakt moet worden. Om die reden is de uitgebreide m.e.r.-procedure voor plannen doorlopen. 
 



1.5 Het project Ruimte voor de Lek

In de PKB is als hoofddoelstelling voor Ruimte voor de Lek opgenomen: het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen. Realisatie van een waterstanddaling van minimaal 6 cm (km 945.2-946.2) bij maatgevende hoogwateromstandigheden (MHW). Naar aanleiding van voorgelegde varianten van de inrichting van het gebied aan de staatssecretaris heeft de staatssecretaris in het SNIP 2A besluit (augustus 2009) bepaald om een waterstanddaling van 8 cm te realiseren bij MHW.

Bij het bepalen van de minimale hoogte van de meeste dijken langs de Rijntakken, wordt gekeken naar de zogenaamde maatgevende afvoer. Dit is de hoeveelheid water die statistisch gezien met een kans van eens in de 1250 jaar bij Lobith ons land binnenkomt. Na de hoogwaterperioden van 1993 en 1995 heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de maatgevende afvoer bij Lobith opnieuw vastgesteld. De maatgevende afvoer bij Lobith is verhoogd van 15.000 m3/s naar 16.000 m3/s. De bijbehorende afvoer voor de Nederrijn/Lek is gelijktijdig verhoogd van 3.165 m3/s naar 3.376 m3/s.
Op basis hiervan kan voor iedere plek langs de rivier een Maatgevende Hoogwaterstand (MHW) worden berekend. Deze MHW is kaderstellend voor de keuze van de maatregelen die genomen moeten worden om toekomstige overstromingen te voorkomen. Hierbij wordt het veiligheidsniveau van 1996 als uitgangspunt genomen. Dat wil zeggen dat alle rivieren in Nederland zo worden ingericht dat de kans op overstromingen hetzelfde blijft als in 1996.

Daarnaast heeft de PKB als doel gesteld dat er een bijdrage geleverd moet worden aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied om het rivierengebied economisch, ecologisch en landschappelijk te versterken.

Met het project Ruimte voor de Lek wordt invulling gegeven aan de PKB Ruimte voor de Rivier. Vanuit het project zijn hiervoor de volgende doelstellingen geformuleerd:
Veiligheid
Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen door realisatie van een waterstanddaling van minimaal 8 cm (km 945.2-946.2) bij maatgevende hoogwateromstandigheden (MHW). 
Ruimtelijke kwaliteit
Het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied.

Overwogen varianten
In de bestuurovereenkomst van 2007 tussen de provincie Utrecht en het Rijk is vastgelegd dat er drie varianten gedefinieerd worden die het uitgangspunt vormen voor verdere planvorming. Hiertoe zijn de volgende varianten uitgewerkt:

Variant 1 Beperkte uiterwaardvergraving.
Deze variant kent een beperkte uiterwaardvergraving in de vorm van een oevergeul bij Vianen, het verlagen van de dam bij het stuweiland Hagestein en het verlagen van de zomerkade in de Honswijkerwaarden. Het betreft hier een minimale verlaging tegen minimale kosten, waardoor het niet mogelijk is om realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in deze variant mee te nemen.

Variant 2 Maximale uiterwaardvergraving en natuurontwikkeling in het gehele plangebied.
Evenals in variant 1 wordt uitgegaan van verlaging van de dam bij het stuweiland Hagestein en de zomerkade in de Honswijkerwaarden. Daarnaast is een aantal uiterwaardvergravingen voorgesteld bij Vianen (Vianense Waard), de Middelwaard, Bossenwaard en ’t Waalse Waard.
Bij variant 2 ligt het accent op de realisatie van de rivierkundige maatregelen in samenhang met natuurontwikkeling in de uiterwaarden. Variant 2 bevat tevens een uitgebreider basispakket voor recreatieve ontwikkeling dan variant 1.

Variant 3. Maximale uiterwaardvergraving, natuurontwikkeling in het gehele plangebied en versterking ruimtelijke kwaliteit.
Bij variant 3 ligt het accent op de realisatie van de rivierkundige maatregelen in samenhang met natuurontwikkeling in de uiterwaarden. Variant 3 biedt extra ruimtelijke kwaliteit in de vorm van een uitgebreider pakket aan recreatievoorzieningen en ontwikkeling van bebouwing in de uiterwaarden.

Op 10 oktober 2008 heeft de Stuurgroep haar voorkeur uitgesproken voor Variant 3, omdat deze variant de meeste kansen biedt om rivierverruiming en versterking van de ruimtelijke kwaliteit op een zo optimaal mogelijke manier te realiseren.

Variant 4
Variant 3 is in informatiebijeenkomsten voorgelegd aan gemeenteraden, bewoners en belanghebbenden. De grote lijn van deze variant werd gedragen, maar er bleek grote weerstand tegen woningbouw in de uiterwaard bij de Lekboulevard bij Nieuwegein. Ook werden er zorgen geuit over de invulling van de recreatieve voorzieningen. Naar aanleiding hiervan is variant 4 ontwikkeld, waarin niet langer sprake is van woningbouw nabij de Lekboulevard. In variant 4 wordt de relatie stad en rivier meer benaderd vanuit de stedelijk recreatieve wensen die er zijn en niet vanuit de wens om bebouwing toe te voegen. Variant 4 biedt extra ruimtelijke kwaliteit in de vorm van een uitgebreider pakket aan maatregelen om de recreatieve kwaliteit van de uiterwaarden te vergroten.

Gekozen variant
Naar aanleiding van het SNIP 2A besluit van de Staatssecretaris is variant 4 ingrijpend aangepast. In deze zogenaamde “Gekozen Variant” vormen de rivierkundige maatregelen voor het realiseren van hoogwaterveiligheid en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur de basis voor de inrichting. Recreatie is daarbij een belangrijke nevenactiviteit.
Op hoofdlijnen bestaat de Gekozen Variant uit de aanleg van drie oevergeulen in het gebied. Deze geulen zorgen ervoor dat de Lek meer bergingsruimte krijgt en dat de hoogwatergolf versneld wordt afgevoerd. De meestromende nevengeul in de Vianense Waard is in deze variant verwijderd. Daarnaast wordt de toegangsdam verlaagd naar het stuweiland Hagestein (Ossenwaard). Doordat deze dam bij hoog water een minder groot obstakel vormt, wordt ook de doorstroming van de rivier bevorderd. Naast deze rivierkundige opgaven zijn er voor de verschillende deelgebieden specifieke ruimtelijke opgaven gedefinieerd voor ontwikkeling van natuurwaarden, versterking van de ruimtelijke kwaliteit en recreatie.

Voorlopig voorkeursalternatief
In de SNIP 3 fase is de Gekozen Variant verder geoptimaliseerd. De optimalisatieslag heeft geresulteerd in een Voorlopig Voorkeursalternatief (VVKA). Het VVKA is getoetst op waterstandsverlaging, milieutechnische effecten (MER) en financiële haalbaarheid.

Voorkeursalternatief
Verdere optimalisatie heeft geleid tot een Voorkeursalternatief. Optimalisatie is voortgekomen uit voortschrijdend inzicht, geconstateerde effecten, inbreng van belanghebbenden en een toetsing aan de doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangspunten.

Projectontwerp
De resultaten van de effectbeoordeling van het VKA hebben in een laatste optimalisatieslag het uiteindelijke projectontwerp bepaald. Specifieke aandachtspunten bij deze optimalisatieslag waren het voorkomen van grondwateroverlast in Vianen, het beperken van de uitvoeringskosten en aandacht voor een mogelijk kwelprobleem aan de noordzijde bij Nieuwegein. Het ontwerp van de Vianense Waard is geheel herzien. De inrichting van de overige deelgebieden is niet gewijzigd.

Het projectontwerp is onderlegger geweest voor het opstellen van het inpassingsplan. De toekomstige inrichting van het plangebied wordt beschreven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt per deelgebied beschreven welke doelstellingen beoogd worden en welke ruimtelijke maatregelen daarbij horen. Het projectontwerp heeft ook de basis gevormd voor de verbeelding (voorheen plankaart genoemd). De verbeelding geeft de planologisch-juridische mogelijkheden aan. De bijbehorende planregels zijn zodanig opgesteld dat het inrichtingsplan realiseerbaar is.

 



1.6 Leeswijzer

Het inpassingsplan bestaat uit drie onderdelen. De regels, de verbeelding en de toelichting. De regels en de verbeelding zijn juridisch bindend voor iedereen en alle partijen die iets willen doen in het gebied met betrekking tot bouwen, aanleggen of het roeren van de grond.

De toelichting is een onderbouwing van de gekozen bestemmingen en van de planregels. De toelichting kent 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de toekomstige inrichting van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de verschillende omgevingsaspecten, hierin is ook een samenvatting van de milieueffectrapportage opgenomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de aspecten uit hoofdstuk 5 wordt verwezen naar het MER en onderliggende basisrapporten die samen met dit inpassingsplan ter inzage worden gelegd. De juridische planopzet is opgenomen in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 omvat de aspecten handhaving, planschade en economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 behandelt het overleg ex art. 3.1.1 Bro.