direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Inpassingsplan N411 Bunnik
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond

De provinciale weg N411 op het traject Utrecht - Bunnik behoort tot een tracé waar naar verhouding veel ernstige ongevallen plaatsvinden. De provincie is in 2009 gestart met een verkenning naar maatregelen die de verkeersveiligheid verbeteren. Daarvoor is een nieuw inrichtingsplan opgesteld, vastgesteld door Provinciale Staten op 31 oktober 2016.

De herinrichting van het tracé gedeelte op het grondgebied van de gemeente Utrecht kan uitgevoerd worden binnen de kaders van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Herinrichting van het deel van het tracé dat op het grondgebied van de gemeente Bunnik ligt, is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is een juridisch planologische aanpassing nodig, teneinde de herinrichting te kunnen realiseren.

De meetbare/ beoogde beleidseffecten van de ontwikkeling zijn:

  • een structurele reductie van het aantal dodelijke en gewonde verkeersslachtoffers op de N411;
  • faciliteren recreatiestromen in het gebied Amelisweerd-Rhijnauwen-Vechten;
  • ontsnippering en snellere realisatie Natuur Netwerk Nederland (NNN);
  • beleefbaar maken cultuurhistorie en landschap.

1.1.1 Provinciaal belang

In de Mobiliteitsvisie 2014-2018, vastgesteld door provinciale staten op 7 juli 2014, is vastgelegd dat voor alle provinciale infrastructuur in het beheer van de provincie of bij aanleg van nieuwe infrastructuur het planologische instrument inpassingsplan het uitgangspunt is. Om die reden zal voor de reconstructie van de N411 een inpassingsplan worden opgesteld. Dit is eveneens bekrachtigd in de vergadering van Provinciale Staten van 31 oktober 2016 waarin het Inrichtingsplan N411 Utrecht-Bunnik en het Realisatieplan Integraal Gebiedsprogramma N411 is vastgesteld.

De provinciale doelstelling is om de verkeersveiligheid te vergroten. Bovendien wil de provincie de regie voeren in verband met de bijbehorende natuurontwikkeling ter versterking van het NNN en de bevordering van recreatie en cultuurhistorie.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De N411 is een provinciale weg in de provincie Utrecht. De weg vormt een verbinding tussen Bunnik en Utrecht en is circa 3 kilometer lang. De N411 begint bij Bunnik en geeft indirect toegang tot de aansluiting Bunnik met de A12 en de N229. De weg loopt langs de rand van Bunnik, parallel aan de A12. De weg voert daarna langs Amelisweerd en kruist de A27 ter hoogte van de Bak van Amelisweerd. De N411 sluit aan op het gemeentelijke wegennet van Utrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0001.jpg"

Afbeelding: totale tracé N411 met globale ligging plangebied (Bron: Google Maps)

Het plangebied betreft een gedeelte van de het tracé van de N411. Globaal wordt het gebied aan de oostkant begrensd door de Achterdijk, aan de noordkant door de bestaande provinciale weg, aan de westkant door de weide naast het woonperceel Koningslaan 34 en aan de zuidkant door het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0002.jpg"

Afbeelding: ligging plangebied (Bron: Google Maps)

De herinrichting van de weg concentreert zich ten westen van het buurtschap Vechten. Natuurontwikkeling vindt plaats in de strook tussen de Koningslaan (fietspad) en de spoorlijn.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie. Hierbij wordt de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied beschreven en wordt aangegeven welk bestemmingsplan voor dit plangebied vigeert. Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders die voor dit plan gelden. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven. Hierbij wordt ingegaan op de verkeerssituatie, de groensituatie en de landschappelijke inpassing van het gebied. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de diverse onderzoeken die ten grondslag liggen aan dit inpassingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de juridische planbeschrijving. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Infrastructuur
Het plangebied ligt in de oksel van de rijkswegen A12 en A27 en behoort tot het buitengebied van de gemeente Bunnik. Het is in ruimtelijk opzicht een bijzonder gebied waar verschillende infrastructuren dicht bij elkaar liggen. De provinciale weg N411 is het hart van onderhavige ontwikkeling. Ten noorden van die weg ligt de waterweg Kromme Rijn. Ten zuiden van de N411 ligt van west naar oost de rijksweg A12. Tussen de N411 en de A12 ligt de spoorlijn Utrecht-Arnhem.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0003.jpg"

Afbeelding: spoorlijn, bezien vanaf de Achterdijk in westelijke richting, met links de rijksweg A12 (Bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0004.jpg"

Afbeelding: N411, bezien vanaf de aansluiting met de Achterdijk in westelijke richting (Bron: Google Streetview)

De aansluiting van de Achterdijk met de provinciale weg N411 is gelijkvloers. Feitelijk is het een dubbel kruispunt, vanwege de aansluiting met de Koningslaan die op zeer korte afstand is gelegen. Deze weg betreft een parallelweg waar (brom)fietsen zijn toegestaan, alsmede tractoren, brommobielen en “bestemmingsverkeer”. Hier is een 30 km regime van toepassing.

Functionele opbouw
Het gebied rond het plangebied bestaat voornamelijk uit landerijen. Ten noorden van de Kromme Rijn is een bosgebied aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende functies aanwezig:

  • Utrechtse Golfclub Amelisweerd, tussen de spoorlijn en de A12
  • Waterliniemuseum Fort bij Vechten, ten zuiden van de A12
  • Museum Oud Amelisweerd, ten noorden van de Kromme Rijn
  • een restaurant, direct ten oosten van de Achterdijk
  • parkeerplaats Oud Ameliswaard ten noorden van de N411

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0005.jpg"

Afbeelding: entree golfclub (Bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0006.jpg"

Afbeelding: parkeerplaats Oud Ameliswaard (Bron: Google Streetview)

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011'. Dat bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Bunnik vastgesteld op 24 november 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0007.jpg"

Afbeelding: uitsnede vigerend bestemmingsplan met globale ligging plangebied

Bestemming provinciale weg
De provinciale weg N411 heeft de enkelbestemming 'verkeer' en de dubbelbestemming 'waarde - archeologie - 3'. Tevens is de gebiedsaanduiding 'overig - landschapstype kromme rijn en oeverwallen' van kracht.

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gelijk- of ongelijkvloerse wegen, straten, en paden met een (doorgaande) verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder begrepen:
    • 1. snelwegen;
    • 2. doorgaande gebiedsontsluitingswegen;
    • 3. lokale stroomwegen;
    • 4. langzaamverkeersroutes;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder begrepen faunapassages;
  • d. bermen en beplanting, waaronder begrepen water en waterberging;


alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verkoop motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt motorbrandstoffen met LPG, inclusief bijbehorende ondergeschikte detailhandel;
  • f. daarbij behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het openbaar vervoer.

Ter plaatse van de aanduiding 'overig - landschapstype kromme rijn en oeverwallen' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het landschap met de volgende kernkwaliteiten: bodemreliëf (afwisseling hoge en lage delen), kavelstructuur, landschapselementen, natuurlijke oevers en plaatselijk een kwetsbare waterhuishouding;

Bestemming gebied tussen N411 en spoorlijn
Het gedeelte van het plangebied tussen de N411 en de spoolijn heeft de enkelbestemming 'agrarisch met waarden - Natuur- en landschap'. Ook daar geldt de dubbelbestemming 'waarde - archeologie - 3'. Tevens zijn de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf' en de gebiedsaanduiding 'overig - ecologische hoofdstructuur' van kracht.

De aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf' is bedoeld voor de instandhouding en ontwikkeling van het ter plaatse voorkomende bodemreliëf.

Ter plaatse van de aanduiding 'overig - ecologische hoofdstructuur' is het beleid gericht op de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur. Daartoe is in de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschap en Agrarisch met waarden - Natuur en landschap aangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen en bij de wijziging van het bestemmingsplan aan dit beleid moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden.

In de bestemming 'agrarisch met waarden - Natuur- en landschap' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits de betreffende gronden zijn verworven ten behoeve van natuurontwikkeling, danwel de huidige eigenaar wijziging wenst.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid, dat geldt voor de ontwikkeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in beleid en regelgeving op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Op de noodzakelijke onderzoeken die voortvloeien uit het beschreven beleid en op welke wijze er rekening mee wordt gehouden in het plan, wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en daarmee van kracht geworden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte. In de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om.

Het uitgangspunt is om meer over te laten aan provincies en gemeenten: minder nationaal belang en eenvoudigere regelgeving. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de doelen die in de SVIR zijn benoemd. De reconstructie van de N411 draagt bij aan de verbetering van de bereikbaarheid en draagt bij aan de vergroting van de verkeersveiligheid. Tevens draagt de ontwikkeling bij aan het behoud en de versterking van de natuurlijke en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Natuur Netwerk Nederland (NNN);
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Indien een ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid op dit vlak zoals verwoord in een provinciale verordening, dan voldoet men ook aan het Barro.

Nationaal belang 10 is aan de orde. Een gedeelte van het plangebied behoort tot de NNN. Het NNN is een stelsel van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten. In hoofdstuk 5 is nader beschreven hoe met dit belang wordt omgegaan. Nationaal belang 7 is niet aan de orde. De N411 heeft een belangrijke functie, maar is geen hoofdweg volgens de definitie van de Tracéwet. In die wet wordt een hoofdweg gedefinieerd als een auto- of autosnelweg van nationaal belang.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)/ Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in het Bro in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen, dan wel inpassingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van de "ladder duurzame verstedelijking" (de ladder). Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.

Bij onderhavige ontwikkeling is op grond van jurisprudentie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dat wil zeggen dat de Ladder niet van toepassing is op de ontwikkeling. Onverminderd blijft van kracht dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Hierop wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld, en in december 2016 heeft er een herijking plaatsgevonden. In de PRS beschrijft de provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Aangegeven wordt wat de provinciale belangen er zijn, welk beleid hierbij hoort en hoe de provincie uitvoering geeft aan dit beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels gegeven via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).

De PRS beoogt een aantrekkelijke provincie te creëren om in te wonen, werken en recreëren. De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht 2040 vormt daarvoor het uitgangspunt. De doelen uit Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die resulteert in drie pijlers:

  • a. een duurzame leefomgeving;
  • b. vitale dorpen en steden;
  • c. landelijk gebied met kwaliteit.

Beleid Natuur Netwerk Nederland (NNN)
De provincie wil het NNN in Utrecht behouden en verder ontwikkelen. Hiervoor beschermt de provincie deze gebieden en wil de provincie tot 2021 1506 hectare nieuwe natuurgebieden realiseren.

Beleid bereikbaarheid
De provincie wil de infrastructuur en de ruimtelijke ontwikkeling op elkaar afstemmen. Bij eventuele aanpassingen van infrastructuur wil de provincie naast het verbeteren van de bereikbaarheid, rekening houden met het benutten van kansen voor versterking van de kwaliteiten van de landschappen, stad-landverbindingen, kwaliteit leefomgeving en ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Daarvoor is een voldoende robuust netwerk essentieel. Mede daarom zijn de afgelopen jaren een aantal planstudies en verkenningen gestart ter verbetering van de hoofdinfrastructuur en de regionale bereikbaarheid van Utrecht. Deze maken onderdeel uit van het bereikbaarheidspakket VERDER.

De reconstructie van de N411 draagt bij aan de doelstellingen die de provincie heeft vastgelegd in de PRS. De ontwikkeling zorgt voor realisatie van nieuwe natuur en de herinrichting van de wegenstructuur draagt bij aan een robuust en veilig verkeersnetwerk.

Op 9 februari 2015 hebben Provinciale Staten besloten de reconstructie van de N411 te benoemen tot project van provinciaal belang. Zie par 1.1 en de verdere toelichting in paragraaf 4.3.

Provinciaal Ruimtelijke Verordening

Gelijktijdig met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Het doel van de verordening is provinciale ruimtelijke belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen. Dat betekent dat de gewenste ontwikkelingen in een gebied of regio op deze manier worden veilig gesteld. Er heeft een herijking van de PRV plaatsgevonden in 2016. Deze herijking is vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht op 12 december 2016.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan aan de eisen die worden genoemd in artikel 2.4 van de PRV.

In het plangebied van de N411 liggen twee beoogde toekomstige Werelderfgoederen. Het gebied bevindt zich op de kruising van de Romeinse Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daarnaast valt het gebied onder de Historische Buitenplaatszone. De kaart uit de provinciale ruimtelijke verordening (PRV) laat de begrenzing van deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden zien (zie paragraaf 5.4)

Natuurbeleid

Het behouden, versterken en verbinden van de natuur. Dat is de kern van het natuurbeleid. De provincie speelt daarmee in op de veranderde maatschappij. Hoofdlijnen van het natuurbeleid zijn de inzet op een robuust netwerk en meer aandacht voor beleefbaarheid en toegankelijkheid van natuurgebieden. Ook investeert de provincie in de kwaliteit van natuurgebieden en de bescherming van plant- en diersoorten. De provincie zet in op duurzaam benutten en financieren van de natuur. Daarbij wegen we het beschermen van de natuur steeds zorgvuldig af tegen andere belangen.

De provincie heeft met de invoering van de Wet natuurbescherming de regie over het natuurbeleid gekregen. De provincie wil daarmee een extra impuls aan de natuur geven. In de Natuurvisie en het Beleidskader Wet Natuurbescherming staat hoe de provincie dit gaat doen. Uitgangspunt van het beleid is het behouden, versterken en duurzaam benutten en beleven van de Utrechtse natuur en biodiversiteit.

Het Utrechtse natuurbeleid bestaat uit vijf pijlers:

  • Natuur in een robuust netwerk
  • Natuur met kwaliteit
  • Beleven en betrekken
  • Naar duurzame financiering en benutting
  • De balans bewaken

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0008.jpg"

Afbeelding: uitsnede natuurvisie

In de Natuurvisie, vastgesteld op 12-12-2016, is voor het plangebied de opgave van te ontwikkelen natuur opgenomen. De ontwikkeling voorziet naast de reconstructie van de N411 in de realisatie van nieuwe natuur.

Mobiliteitsvisie/mobiliteitsprogramma provincie Utrecht

Deze visie is opgesteld voor de periode 2014-2028 onder het motto 'verbinden, vernieuwen en versterken'. Deze Mobiliteitsvisie bevat de lange termijn doelen om de unieke verbindende knooppuntpositie van de provincie goed te laten functioneren en beschrijft welke rol de provincie op ons neemt om deze doelen te realiseren, zonder dit af te wentelen op toekomstige generaties en andere gebieden. Dit wordt iedere vier jaar geconcretiseerd in een Mobiliteitsprogramma waarin is verwoord welke acties (op kortere termijn) nodig zijn en welke samenhang deze hebben met de lange termijn doelen. Een visie met planhorizon 2028 geeft richting aan ontwikkelingen die meer tijd vergen. Een flexibel uitvoeringsprogramma geeft de mogelijkheid in te spelen op veranderende omstandigheden en kan aansluiten bij samenwerkingsverbanden met andere partijen in specifieke programma's.

Voor verkeersveiligheid gaat de provincie voor de ambitie ‘Minder is beter!’. De provincie streeft naar zo min mogelijk verkeersslachtoffers op alle wegen in onze provincie. Tussen 2013 en 2028 moet een continue dalende trend zichtbaar zijn in het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden.

In het mobiliteitsprogramma tot en met 2018 wordt concreet uitvoering gegeven aan de mobiliteitsvisie. In het programma is een projectenoverzicht opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0009.jpg"

Afbeelding: projectenoverzicht mobiliteitsprogramma

De reconstructie van de N411 past binnen de projecten 'Verkeersveiligheidsakkoorden met gemeenten over gemeentegrensoverschrijdende knelpunten' en het 'Oplossen van verkeersveiligheidsknelpunten binnen de trajectaanpak'.

De reconstructie van de N411 draagt bij aan de verbetering van de verkeersveiligheid van de weg en sluit aan bij de mobiliteitsvisie en het mobiliteitsprogramma van de provincie Utrecht.

3.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Kromme Rijngebied

De Omgevingsvisie Kromme Rijngebied heeft betrekking op het gemeenschappelijke buitengebied van de gemeenten Bunnik, Houten en Wijk bij Duurstede. De visie is door de gemeenteraad van Bunnik vastgesteld op 30 maart 2017. De visie geeft aan in welke richting de drie gemeenten willen dat het gebied zich ontwikkelt en vormt de basis voor hoe de gemeenten initiatieven in het gebied vanuit verschillende rollen oppakken en inhoudelijk beoordelen.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het buitengebied van de gemeente Bunnik, maar valt net buiten de grenzen van het visiegebied.

Verkeersbeleidsplan 2014-2023

Het verkeersbeleidsplan is vastgesteld op 10 september 2015. Het plan bouwt voort op zijn voorganger, de Integrale Verkeer en Vervoer Visie 2002. Er wordt geen radicaal nieuw verkeersbeleid voorgesteld, maar legt andere accenten en benoemt concretere doelstellingen. Het verkeersbeleid van de gemeente Bunnik is samen te vatten in drie kernpunten:

  • 1. bereikbaarheid, verkeersveiligheid en kwaliteit van de leefomgeving moet met elkaar in evenwicht zijn;
  • 2. doorgaand verkeer wordt zoveel mogelijk om de woonkernen geleid;
  • 3. de inrichting van wegen voldoet zoveel mogelijk aan richtlijnen van het CROW (essentiële herkenbaarheidseisen). Op wegen die daar redelijkerwijs niet aan kunnen voldoen ligt de nadruk op verkeersveiligheid.

In het verkeersbeleidsplan worden de N411-kruising en oversteken bij Achterdijk en Vechten als knelpunten genoemd. De problematiek wordt in samenwerking tussen de gemeente Bunnik, de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht aangepakt. Onderhavig inpassingsplan maakt een reconstructie van een deel van de N411 mogelijk. Die reconstructie heeft tot doel om de verkeersveiligheid te bevorderen en sluit daarmee naadloos aan bij de doelstellingen van het Verkeersbeleidsplan.

Landschapsontwikkekingsplan Kromme Rijngebied (LOP)

In 2010 heeft de gemeenteraad van Bunnik het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Kromme Rijngebied vastgesteld. Het doel van dit plan is het ontwikkelen van een kwalitatief waardevol en duurzaam landschap. Daarbij gaat het vooral om het versterken van de cultuurhistorische, recreatieve en natuurlijke waarden van het Kromme Rijngebied. Het plan is een gezamenlijk initiatief van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de 'Slang', een gebied waar de opgave is om de recreatieve en ecologische verbindingen te verbeteren en een groene buffer in te richten.

Ontwikkelingsagenda recreatie en toerisme Bunnik

Toerisme en recreatie zijn belangrijk voor de leefbaarheid, het vestigingsklimaat, de economie en de werkgelegenheid in de gemeente Bunnik, maar ook voor de regio. Veel inwoners van de stad Utrecht gebruiken de gemeente Bunnik immers als belangrijk recreatief uitloopgebied. Tegelijkertijd komen een tweetal nationale recreatieve parels letterlijk samen in de gemeente: de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Limes. Reden genoeg voor de gemeente om de kansen die de vrijetijdseconomie met zich mee brengt samen met ondernemers zo veel mogelijk te benutten.

Met de agenda toerisme en recreatie heeft de gemeente Bunnik drie doelen voor ogen:

  • Economische impuls. Een toename van de werkgelegenheid en bestedingen binnen de vrijetijdssector in Bunnik.
  • Toename van de kwaliteit van het leef- en vestigingsklimaat. Een aantrekkelijke recreatieve omgeving is in toenemende mate van belang voor een prettig leef- en vestigingsklimaat, ook waar het gaat om vestigingen van bedrijven.
  • Profilering van de gemeente en haar ligging in de Kromme Rijnstreek. Het onder de aandacht brengen van datgene de gemeente Bunnik en de regio aan de toerist en recreant te bieden hebben.

Daartoe is het belangrijk om de ‘parels’ die de gemeente Bunnik te bieden heeft beter te benutten, het (voornamelijk kleinschalige) recreatie en toerisme te laten toenemen en de samenwerking tussen ondernemers te bevorderen, ook in relatie met de omliggende regio. De focus ligt daarbij op de dagrecreatie, inclusief de zakelijke markt. Daarbij zijn zeker ook de eigen inwoners van belang; zij zijn immers belangrijke (potentiële) gebruikers van de voorzieningen. De agenda is daarom ook ‘vraaggericht’ ingestoken.

Het plangebied is van grote toegevoegde waarde in recreatieve zin.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige situatie, verkeer

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0010.jpg"

Afbeelding: detail huidige situatie (Bron: Google Maps)

In de huidige situatie is er een gelijkvloerse aansluiting van de Achterdijk op de provinciale weg N411 (1). Er is ter plekke geen verkeersregelinstallatie (VRI) aanwezig. Ten zuiden van en parallel aan de N411 ligt een fietsroute (2). Deze weg mag ook gebruikt worden door bestemmingsverkeer, tractoren en brommobielen. Iets ten oosten van de aansluiting met de Achterdijk kruist de fietsroute de N411 (3). Hier is wel een VRI aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0011.jpg"

Afbeelding: oversteek fietsroute (Bron: Google Streetview)

De huidige situatie wordt als verkeersonveilig bestempeld en levert relatief gezien veel ernstige ongelukken op. Bovendien heeft de provincie in de loop der jaren diverse klachten gekregen omtrent de verkeersveiligheid op dit wegvak (oversteekbaarheid, snelheid op zowel hoofdrijbaan als parallelweg).

Er is op 18 februari 2016 een verkeersveiligheidsaudit uitgevoerd. Deze Verkeersveiligheidsaudit is uitgevoerd met als doel potentiële verkeersveiligheidsproblemen te identificeren en mogelijke oplossingsrichtingen aan te geven. De audit toont de noodzaak voor de reconstructie aan.

4.2 Huidige situatie, groen

In de huidige situatie is het gebied dat gelegen is tussen de N411/Koningslaan en de spoorlijn, ten westen van de Achterdijk in gebruik als grasland/akkerland.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0012.jpg"

Afbeelding: doorkijk gebied natuurontwikkeling vanuit Achterdijk (Bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0013.jpg"

Afbeelding: doorkijk gebied natuurontwikkeling vanuit Koningslaan (Bron: Google Streetview)

In het vigerende bestemmingsplan is het gebied aangemerkt als onderdeel van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In het natuurbeheerplan van de provincie Utrecht is betreffend gebied aangeduid als 'nog te ontwikkelen natuur'. Onderhavige ontwikkeling geeft invulling aan deze provinciale ambitie en het nationale belang Natuur Netwerk Nederland.

4.3 Voorgestelde ontwikkeling

Besluit Provinciale staten
De provincie Utrecht is in 2009 gestart met een verkenning naar de maatregelen die de verkeersveiligheid op de N411 verbeteren. Deze verkenning heeft in februari 2015 na een participatietraject geresulteerd in een besluit van Provinciale Staten om onderstaande maatregelen te nemen:

  • 1. Reconstructie van de aansluiting Achterdijk inclusief fiets/-voetgangersoversteek en de plaatsing van verkeerslichten ter vervanging van de bestaande aansluitingen Oud-Amelisweerd en Achterdijk en parallelwegoversteek;
  • 2. Verbreding van de langsparkeerstrook aan de zuidzijde van de weg ter hoogte van de Rhijnauwenselaan;
  • 3. Verlaging van de maximumsnelheid op het wegvak tussen buurtschap Vechten en bebouwde kom Bunnik (in verband met maatregelen t.h.v. Vechten en Rhijnauwenselaan en korte afstanden tussen deze locaties onderling en deze locaties en de bebouwde kom van Bunnik). Op het weggedeelte tussen de bebouwde kom van Utrecht en het buurtschap Vechten blijft de maximumsnelheid 80 km/u (hier verandert in principe ook niets aan de inrichting van de weg);
  • 4. Maatregelen ter verbetering van het comfort en de veiligheid voor fietsers op de parallelweg;
  • 5. Realisatie Natuur Netwerk Nederland (NNN) ter hoogte van Vechten, inclusief faunapassage voor kleine dieren tussen de noord- en zuidzijde van de weg;
  • 6. Mogelijke realisatie parkeervoorzieningen bij Vechten.

Er wordt gestreefd om waar mogelijk de noodzaak tot oversteken weg te nemen, het aantal oversteeklocaties te beperken en de oversteeklocaties die overblijven veilig in te richten, dat wil zeggen overzichtelijk en met voldoende opstelruimte voor alle verkeersdeelnemers.

Provinciale Staten heeft tevens aan Gedeputeerde Staten opdracht verleend om een inrichtingsplan op te stellen.
Maatregel 3 is inmiddels uitgevoerd en maatregel 6 blijkt niet meer noodzakelijk te zijn.

Inrichtingsplan N411
Voor de reconstructie van de N411 en de ontwikkeling van nieuwe natuur is een Inrichtingsplan opgesteld (Inrichtingsplan N411, 12 juli 2016). Het plan is op 20 september 2016 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en op 31 oktober 2016 door Provinciale Staten.

De N411 loopt vanaf Utrecht naar Bunnik en doorkruist daarbij het gebied Amelisweerd, Vechten en Rhijnauwen. Dit gebied wordt gekenmerkt door een grote recreatieve druk en de aanwezigheid van diverse cultuurhistorische parels zoals De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Romeinse Limes (beide UNESCO nominaties) en historische landgoederen zoals Nieuw- en Oud Amelisweerd en het Museum Oud Amelisweerd. Opgave voor het Inrichtingsplan N411 is het kwalitatief goed inpassen van de weg in deze omgeving. Het lnrichtingsplan is opgesteld in overleg met de omgeving. Hiertoe zijn diverse sessies georganiseerd om de wensen en waarden van bewoners en ondernemers in het gebied op te halen. Ook is er gesproken met verschillende belangenorganisaties. Dit heeft geresulteerd in onderstaande pijlers voor het Inrichtingsplan:

  • Herstel van de bomenlanen Koningslaan/Voorlaan;
  • Behoud van het groene karakter en landelijke sfeer bij Vechten: aanleg van een Brink met recreatieve functie;
  • Markeren entree landgoederen en markeren bezienswaardigheden langs de route;
  • Nieuwe natuur (NNN) op het voormalig sedumveld en een Faunatunnel: verbinding tussen Kromme Rijn en Fort Vechten.

Het Inrichtingsplan houdt zoveel mogelijk rekening met een groei van zowel het utilitaire als recreatieve verkeer en de vraagstukken die dit met zich meebrengt. Daarnaast ontstaan er kansen voor (recreatieve) gebiedsontwikkelingen in en rondom Vechten en rondom de A27 (in combinatie met Groene Verbinding/Dak op de Bak, entree Markiezenbos/Nieuw-Amelisweerd).

Hieronder worden de deelgebieden 'Koningslaan', 'Brink Vechten' en de 'NNN'-zone uit het Inrichtingsplan nader toegelicht. In het Inrichtingsplan zijn ook ingrepen beschreven voor het gebied 'Rhijnauwenselaan', maar dat gebied maakt geen onderdeel uit van dit inpassingsplan en is derhalve niet beschreven in deze toelichting. Het complete Inrichtingsplan is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Koningslaan

De Koningslaan kent een rijke historie en biedt kansen om deze historie weer beleefbaar te maken. Het Inrichtingsplan streeft naar herstel van de zware boombeplanting langs de Koningslaan tussen Utrecht en de Voorlaan, waarna de laan haaks omgaat naar de Voorlaan. De huidige Koningslaan wordt daarom hersteld en versterkt, zodat er weer een beeld ontstaat van een forse laan van (oorspronkelijk) 4 rijen bomen.
Het Inrichtingsplan kiest voor een toekomstgericht groeimodel, waarbij tussen de bestaande bomen een nieuwe boomstructuur wordt aangeplant, die in de toekomst het laanbeeld geleidelijk gaan overnemen van de oude bomen. Op het moment dat oude bomen wegvallen wordt ter plaatse nieuwe bomen aangeplant binnen de nieuwe laanstructuur. Op deze wijze wordt de bestaande kwaliteit van de laan maximaal behouden en de instandhouding van de Koningslaan naar de toekomst toe geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0014.jpg"

Afbeelding: impressie toekomstige situatie Koningslaan/N411 (bron: Inrichtingsplan N411)

In het westelijke gedeelte van het plangebied worden enkele woningen door de parallelweg van de Koningslaan ontsloten. Ter hoogte van deze woningen wordt de parkeerstrook verbreed tot een volwaardige parkeerstrook voor personenauto’s. De parkeerstrook onderscheidt zich van de parallelweg/fietsstraat door een geleideband en een goot.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0015.jpg"

Afbeelding: impressie parallelweg (fietsstraat) Koningslaan

Brink Vechten

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0016.jpg"

Afbeelding: uitsnede Inrichtingsplan, deelgebied Vechten (bron: Inrichtingsplan N411)

De nieuwe kruising bij Vechten is de grootste ingreep in het verkeerssysteem, en heeft daarmee ook de meeste impact op de omgeving. De aansluitingen van de Voorlaan, de Achterdijk en de fietsoversteek worden samengevoegd in één nieuwe kruising met verkeerslichten. De nieuwe kruising ligt iets ten westen van de huidige aansluiting Achterdijk en is naar het zuiden verschoven om ruimte voor de kruising te creëren. Daardoor ontstaat er een grotere ingesloten ruimte tussen de N411, Achterdijk en Restaurant Vroeg. Qua landschappelijke inpassing is het daarom belangrijk dat de nieuwe kruising goed in de omgeving wordt ingepast, zodat het landelijke karakter en de groene uitstraling van de plek gehandhaafd blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0017.jpg"

Afbeelding: impressie brink/Vechten vanaf de Koningslaan (bron: Inrichtingsplan N411)

NNN

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0018.jpg"

Afbeelding: uitsnede Inrichtingsplan NNN/nieuwe natuur (bron: Inrichtingsplan N411)

Het Inrichtingsplan voorziet in een ecologische verbinding tussen de Kromme Rijn en de faunatunnel onder de A12/Fort Vechten. In het Inpassingsplan wordt een faunapassage onder de N411 door aangelegd en wordt een natte faunapassage haaks op de N411 gerealiseerd.
De ecologische verbinding wordt gerealiseerd door:

  • 1. een droge verbindingszone via de bestaande greppel/ruigte langs de westzijde van de Voorlaan;
  • 2. een faunapassage van kleine zoogdieren onder de N411;
  • 3. de inrichting van het voormalige sedumveld tussen de N411 en het spoor tot vochtige kruidenrijke graslanden.

De inrichting van de nieuwe natuur op het voormalige sedumveld geeft invulling aan de natuurbeheertypen conform het Natuurbeheerplan 2018; het accent ligt op de natte schraallanden en droge kruidenrijke graslanden in combinatie met moeras, struwelen, bosjes en poelen. De bloemrijke graslanden vormen een leefgebied voor tal van soorten, zoals vogels, insecten (bijen!), vlinders etc. Qua landschappelijke inrichting sluit de inrichting aan bij de landschapsstructuur van het Middeleeuwse agrarische landschap: een slotenpatroon dat aansluit bij de oorspronkelijke verkaveling uit het gebied ten zuiden van de A12 (min of meer loodrecht op de Kromme Rijn). Het huidige maaiveld van het sedumveld ligt relatief vlak. Voor de beoogde natuurontwikkeling is een gradiënt van relatief droger naar relatief natter gewenst. De zone langs de N411 ligt relatief hoger en biedt naast de kruidenrijke graslanden ook een ruimtereservering voor een eventuele toekomstige parkeerplaats. Verder van de weg af wordt het terrein vochtiger en ontstaan lokaal moerasachtige situaties. Vanaf de faunatunnel onder de N411 zorgt een grillige moeraszone voor de natte verbinding naar het Noorden.

Realisatieplan IGP N411

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2012 het Integraal Gebiedsontwikkelings Programma (IGP) vastgesteld. Centraal doel van dit programma is een gebundelde inzet en de realisatie van geselecteerde gebiedsontwikkelingsprojecten waarin meerdere grote provinciale beleidsdoelen (zoals woningbouw, kantoren, recreatie, natuur etc.) bij elkaar komen. Voor het daadwerkelijk beschikbaar stellen van IGP-middelen dient een realisatieplan ter besluitvorming te worden voorgelegd aan Provinciale Staten. In het realisatieplan is uitgewerkt waar de middelen voor ingezet worden en op welke wijze wordt voldaan aan de 4 criteria die gelden voor de inzet van investeringsgeld.

De volgende provinciale doelen worden in het kader van het IGP in het project meegenomen:

  • Natuur: De reconstructie van de N411 behelst ook een reconstructie van het kruispunt van de Achterdijk met de N411. Aan de noordzijde van de N411 wordt een klein reepje van de bestaande natuur (Natuur Netwerk Nederland, NNN) gebruikt voor verbreding van de weg. Omdat het daar aanwezige sedumveld onderdeel is van de planologische NNN wordt het gehele perceel aan de zuidzijde van de weg aangekocht en ingericht conform de natuurdoeltypen die daar beoogd zijn. Significante aantasting door vermindering van de oppervlakte van het NNN vanwege de verlegging van de aansluiting van de Achterdijk is voorkomen door de geplande nieuwe natuur veel sneller aan te leggen (de grond kon eerder niet verworven worden t.b.v. natuurontwikkeling maar door dit wegenproject lukt dat wel) gecombineerd met een faunapassage onder de N411.
  • Recreatie: Op het kruispunt van de N411 met de Achterdijk wordt een groene brink gerealiseerd die een recreatieve landingsplek wordt voor de bezoekers aan het gebied. Zo worden er picknicktafels geplaatst als ook informatieborden over het gebied. Ook wordt een bunkerpad aangelegd over het zogenoemde bunkerperceel (onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie), waarbij het perceel toegankelijker wordt gemaakt voor wandelaars door het realiseren van een natuurvriendelijke wandelpad met informatieborden.
  • Landschap en cultuurhistorie: Door de verkeersmaatregelen moet er 50 bomen worden gekapt. Om dit te compenseren en om de historische lanenstructuur te verbeteren worden er 280 nieuwe bomen geplant. Ook wordt de entree bij Rhijnauwen aangepakt en worden er zuilen geplaatst in de stijl van de aanwezige landgoederen.

De voorgestelde maatregelen hebben een meerwaarde voor het IGP-project Utrecht Oost - Science Park. Utrecht Science Park vormt het hart van deze gebiedsontwikkeling en is het hoogwaardige cluster van kenniseconomie van de provincie Utrecht. Voor de ontwikkeling van het Utrecht Science Park zijn echter ook een uitstekende meervoudige bereikbaarheid en de instandhouding en ontwikkeling van de groen-blauwe waarden in de omgeving van groot belang. Deze 3 opgaven vormen gezamenlijk de basis voor de gebiedsontwikkeling Utrecht Oostrand. De maatregelen op de N411 dragen bij aan deze opgaven, aan de instandhouding/versterking van de groen-blauwe waarden in het bijzonder. De maatregelen hebben een meerwaarde voor de volgende beleidsvelden:

  • Natuur: snellere realisatie NNN ter hoogte van buurtschap Vechten;
  • Recreatie: faciliteren van recreatiestromen;
  • Landschap en Cultuurhistorie: vergroten beleefbaarheid.

4.4 Landschappelijke inpassing

Vanwege het cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische belang van het gebied waarin de N411 zich bevindt is een goede ruimtelijke inpassing van de verkeersmaatregelen van belang. De legitimatie voor de landschappelijke inpassing wordt gevormd door het Inrichtingsplan.
Het Inrichtingsplan richt zich op de inpassing van de weg in het landschap, waarbij behoud, ontwikkeling én beleving van de bestaande waarden een belangrijk uitgangspunt en zijn.De inrichtingsmaatregelen hebben betrekking op de weg en parallelweg, de bermen en kruisingsvlakken en de ontwikkeling van nieuwe natuur op het sedumveld.

Voor de landschappelijke inpassing is een memo opgesteld. Deze is als Bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. Steeds worden eerst de wettelijke kaders en regelgeving geschetst en vervolgens wordt de toets aan de ontwikkeling beschreven, al dan niet met verwijzingen naar uitgevoerde onderzoeken. Iedere paragraaf sluit af met een conclusie of betreffend omgevingsaspect al dan niet een belemmering vormt voor de ontwikkeling.

5.2 Vorm vrije mer-beoordeling

Beleid en regelgeving

De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, bestemmingsplan of vergunning. De wettelijke eisen ten aanzien van m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. In de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt een onderscheid gemaakt in activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten).

Op 16 mei 2017 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat voor een vormvrij m.e.r.-beoordelingsplichtig plan een apart besluit noodzakelijk is. Dit houdt in dat de afweging om geen MER te maken niet alleen een conclusie kan zijn van de voorgaande paragrafen, maar expliciet als besluit gemotiveerd moet worden. Dit besluit moet genomen worden door het gevoegd gezag (in dit geval de provincie Utrecht). Het uitgangspunt hierbij is dat er in beginsel geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden, tenzij het bevoegd gezag bepaald dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Beoordeling

De reconstructie van de N411 tussen Utrecht en Bunnik komt qua activiteit het dichtst in de buurt bij categorie D 1.1 “de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg”. Een autoweg wordt echter gedefinieerd als ‘een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het verboden is te stoppen en te parkeren of een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990”. De N411 is op verschillende locaties direct vanaf parallelwegen of uitritten van woningen te bereiken. De N411 valt daarom niet onder de definitie van autoweg uit het Besluit m.e.r. Om alle milieubelangen in het project zo zorgvuldig mogelijk mee te nemen is er toch voor gekozen om een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling op te stellen.

Ten behoeve van onderhavig plan is een notitie opgesteld (Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling, reconstructie N411 Bunnik - Utrecht, Anteagroup, projectnummer 0415172.00 definitief revisie 1.0 D, 29 november 2017) (Bijlage 3)

In dit rapport zijn de verwachte milieueffecten als gevolg van de reconstructie N411 tussen Utrecht en Bunnik beschreven. Concluderend kan gesteld worden dat de reconstructie van de weg niet leidt tot belangrijk nadelige milieueffecten. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk en er is ook geen reden tot het uitvoeren van een m.e.r.-procedure.

Conclusie

Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft Gedeputeerde Staten van Utrecht besloten (5 december 2017, nr. 81C4961B) dat gelet op artikel 7.2, eerste lid, onder b, in samenhang bezien met artikel 7.17, eerste lid van de Wet milieubeheer, het niet noodzakelijk is dat er voor het inpassingsplan een MER wordt gemaakt.

 

5.3 Archeologie

Beleid en regelgeving

Wet op de archeologische monumentenzorg / Monumentenwet
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is bepaald dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dit verband dient bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan een inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen dat in een ruimtelijk plan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Beoordeling

Op de gemeentelijke verwachtingskaart staat het plangebied aangegeven met een hoge archeologische verwachting, Deze verwachting is gebaseerd op de ligging op de Kromme Rijn stroomgordel en de directe nabijheid van de Limes.

Om vast te stellen welke mogelijke archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn zijn twee onderzoeken uitgevoerd: 'Plangebied N411/Fort Vechten, gemeente Bunnik; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, RAAP, 22 november 2017' (Bijlage 4) en 'Plangebied Vroeg – vicus Fectio, gemeente Bunnik; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (Bijlage 5).

De onderzoeksresultaten van beide onderzoeken zijn hieronder opgenomen.

Plangebied N411/Fort Vechten
Het verkennende en karterende booronderzoek heeft een goed beeld opgeleverd van de bodemopbouw en landschappelijke situatie van het plangebied en er zijn vijf vindplaatsen aangetroffen. Deze vindplaatsen lijken in hoofdzaak te dateren uit de Romeinse tijd, conform de verwachting op basis van het bureauonderzoek.

Verkennende fase
Het verkennend booronderzoek heeft relatief veel archeologische resten opgeleverd. Op basis hiervan is geconcludeerd dat booronderzoek een gepaste methode is om vindplaatsen in het plangebied in kaart te brengen. Op basis van de verkennende fase zijn daarom zes locaties geselecteerd voor karterend onderzoek. Hierbij is niet gezegd dat in de overige delen geen sprake kan zijn van archeologische resten. In de niet voor karterend booronderzoek geselecteerde delen is de bodem onvoldoende intact om nog een in de boringen herkenbare cultuurlaag te verwachten.

Karterende fase 
In het plangebied is sprake van vijf vindplaatsen die mogelijk allen dateren uit de Romeinse tijd. Van geen van deze vindplaatsen is de aard noch de datering met zekerheid vast te stellen op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek. Een eventuele relatie met de Limes ligt voor de hand maar is niet met zekerheid vast te stellen. Op basis van de waarnemingen op het oostelijke deel van het potentiële UNESCO-gebied, waar sprake is van dikke, zeer vondstrijke cultuurlagen, lijkt het onwaarschijnlijk dat de in onderhavig gebied aanwezige vindplaatsen onderdeel vormen van de kern van de vicus.

Aanbevelingen
In het kader van de voorgenomen herstructurering van de N411 wordt aanbevolen om de vindplaatsen 1 t/m 4 met proefsleuven nader te onderzoeken. Het doel van dit onderzoek is de aard, datering, conservering en omvang nader vast te stellen op basis waarvan de behoudenswaardigheid vastgesteld kan worden. In het geval behoudenswaardige vindplaatsen zal het advies behoud in situ luiden, dit door eventueel middels planaanpassing te voorkomen dat bodemingrepen tot in de behoudenswaardige resten plaatsvinden. Indien bij het waarderend onderzoek vastgesteld wordt dat het om goed bewaarde resten behorende tot de limes gaat, dan zal het advies luiden deze mee te nemen in de UNESCO voordracht. In de afweging om één of meerder vindplaatsen mee te nemen in de voordracht dienen ook de resultaten van het onderzoek op het oostelijke deel van het potentiële UNESCO-terrein meegenomen te worden. Deze resultaten zijn separaat gerapporteerd (Jansen, 2017) Indien de vindplaatsen wel behoudenswaardig zijn maar niet worden meegenomen in de UNESCO-voordracht en behoud in situ niet mogelijk is, dan dient overgegaan te worden naar behoud ex situ. Dit houdt in dat de bedreigde archeologische resten volledig opgegraven en gedocumenteerd worden.

Ten aanzien van de proefsleuven wordt geadviseerd om deze niet sec te beperken tot de op figuur 9 van het onderzoeksrapport aangegeven contouren maar deze ook buiten de contour door te trekken om vast te stellen of de omvang op basis van de boorgegevens correct is vastgesteld. Hiermee kan ook de onderling relatie tussen de vindplaatsen 1, 2 en 3 bepaald worden.

Op basis van bevindingen van dit onderzoek nemen de gemeenten Bunnik en Utrecht samen met de provincie Utrecht een selectiebesluit.

Naast de adviezen ten aanzien van de Romeinse archeologische resten op het terrein dient bij toekomstige ingrepen ook terdege rekening te worden gehouden met de aanwezige resten van de Nieuwe Hollandse waterlinie en eventuele resten van de voorganger van de huidige boerderij in het gebied.

Conclusie

Alvorens de werkzaamheden tot de reconstructie van de N411 en de aanleg van nieuwe natuur in de NNN, dient nader onderzoek naar de mogelijk aanwezige archeologische waarden te worden uitgevoerd. Bij de verdere planvorming dient rekening gehouden te worden met de onderzoeksresultaten.

5.4 Cultuurhistorische waarden

Beleid en regelgeving

Net zoals bij het aspect archeologie dient bij de ontwikkeling rekening gehouden te worden met mogelijke aanwezige cultuurhistorische waarden.

Beoordeling

Ten behoeve van de ontwikkeling is een cultuurhistorische analyse uitgevoerd (Bijlage 6).

In het plangebied van de N411 liggen twee beoogde toekomstige Werelderfgoederen. Het gebied bevindt zich op de kruising van de Romeinse Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daarnaast valt het gebied onder de Historische Buitenplaatszone. De kaart uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) laat de begrenzing van deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0019.jpg"

Afbeelding: kaart PRV

De Romeinse Limes is de oude grens van het Romeinse Rijk en loopt van Engeland tot de Zwarte Zee. Het Rijk strekte zich op haar hoogtepunt, zo'n 2000 jaar geleden, uit van Noord-Engeland tot in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Langs natuurlijke barrières, zoals rivieren en woestijnen, markeerden de Romeinen hun rijksgrenzen met forten en wachtposten. De Rijn vormde de noordgrens van het Romeinse Rijk en deze grens wordt sinds de 19de eeuw aangeduid met 'limes', Latijn voor 'grens'.

Voor de buitenplaatsen is de Leidraad 'behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen', een handreiking voor proces en realisatie (juli 2014) opgesteld. Deze leidraad biedt buitenplaatseigenaren en gemeenten houvast bij het opstellen c.q. beoordelen van ontwikkelplannen die een bijdrage moeten leveren aan de duurzame instandhouding van historische buitenplaatsen. Deze leidraad helpt om de mogelijkheden en regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening te vertalen naar plannen op het niveau van de buitenplaatsen.

Effecten project N411 op de cultuurhistorische waarden

Voor de Romeinse Limes
Resten van de Limes blijven in situ bewaard. De uitkomsten van het vervolgonderzoek bij Vechten kan input zijn voor de nadere detailinvulling van ondermeer de recreatieve invulling van het sedumveld en de inrichting van de 'Brink'.

Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie
De aanwezige groepsschuilplaats Type 1918 wordt niet aangetast of onttrokken aan het gezicht. Een positief effect is het bereikbaar worden van deze schuilplaats vanwege het feit dat het sedumveld openbaar wordt na aankoop en herinrichting ervan door de provincie. Het zicht vanaf de weg op het 'bunkerveld' aan de noordzijde blijft onbelemmerd. Kans is om de tankgracht bij de herinrichting van de Rhijnauwenselaan rond de kruising met de N411 beleefbaarder te maken.

Voor de historische buitenplaatsen
Ondanks bijplanting in de bestaande bomenrij langs de N411 zal het zicht op het parkbos van Oud-Amelisweerd intact blijven. Beide oprijlanen naar Oud-Amelisweerd werden versterkt. Bij Oud-Amelisweerd gaat het om het herkenbaar houden van de karakteristieke 'haak', de onder een rechte hoek elkaar ontmoetende bomenrijen van de N411 en de Voorlaan, waarbij de entree extra wordt aangezet met twee nieuwe bomen van behoorlijke maat. Bij de Rhijnauwenselaan wordt de entree gemarkeerd door twee hekpijlers en het buitenplaatskarakter versterkt door inplant van stinzenflora. Zowel de locatie als de vormgeving van de pijlers vergen nog wel een kritische uitwerking. Voor wat betreft de inrichting van het sedumveld sluit de nieuwe slingerende waterpartij goed aan bij de vroege landschapsstijl van Amelisweerd.

Voor de historische infrastructuur
De Mussertpaaltjes die de begrenzing van de N411 als provinciale weg aangeven, worden gehandhaafd en waar nodig rechtgezet en verplaatst. De inrichting van de Brink sluit goed aan bij de vroegere hoogstamboomgaard die hier heeft gestaan. De oude bomenrijen langs de Koningslaan worden door inboeten aangevuld. Gelet op de situatie dat van de oorspronkelijke strakke dubbele bomenrijen door uitval gaan sprake meer is, wordt voor een enigszins vrije positionering van de nieuwe bomen gekozen. Bijplant is nodig om het laankarakter te behouden als in de toekomst de oude bomen wegvallen.

Informatiebord zuidzijde Achterdijk
Om bezoekers te informeren over de cultuurhistorie van het omliggende gebied, wordt ten zuiden van de Achterdijk een informatiebord geplaatst. Op dit informatiebord worden de Romeinse Limes, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het historisch gebruik van het sedumveld weergegeven.

Conclusie

Bij de herinrichting van de N411 en de omliggende gebieden wordt rekening gehouden met de grote aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden worden waar mogelijk versterkt. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.5 Bodem

Beleid en regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

Beoordeling

In het kader van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd 'Verkennend bodemonderzoek bermen N411, Anteagroup, projectnummer 415172, 23 augustus 2017' (Bijlage 7).

Op basis van de resultaten van het verkennend bodem-en asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat:

  • voor een deel van de bermen van de N411 sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met PAK. Op 2 locaties is spake van meer dan 25 m3 bodemvolume sterk verontreinigde grond en op 1 locatie kan dat niet worden uitgesloten op basis van de huidige gegevens. De verontreiniging is aangetroffen in de grond die bijmengingen bevat met asfalt. Grond die geen bijmengingen met asfalt bevat is naar verwachting niet sterk verontreinigd.
  • In de puinhoudende grond is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond.
  • In het grondwater is plaatselijk een matig verhoogd gehalte aan barium gemeten. Verder bevat het onderzochte grondwater ten hoogste licht verhoogde gehalten aan enkele onderzochte stoffen.

Vanuit bodemhygiënisch oogpunt zijn de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Het is in het kader van de Wet bodembescherming noodzakelijk om voor de werkzaamheden ter hoogte van de aangetoonde sterke verontreinigingen (het traject tussen de boringen 12 t/m 20, het traject ter hoogte vandeboringen 28 t/m 30 en het traject rondom boring 91, globaal tussen de boringen 89 t/m 94) een BUS-melding te verrichten of een deelsaneringsplan op te stellen voorafgaande aan de voorgenomen werkzaamheden;
  • De werkzaamheden ter plaatse van de sterke verontreinigingen dienen teworden uitgevoerd door een gecertificeerd aannemer (BRL7001 danwel 7004) en onder milieukundige begeleiding (BRL6001);
  • Het is in het kader van de CROW132 noodzakelijk om een V&G-plan op te stellen en om veiligheidsmaatregelen te treffen in relatie tot verontreinigde grond (basisklasse/veiligheidsklasse 3T;
  • De grondwaterstand bevindt zich op basis van het onderzoek op ongeveer 1,9m-mv. Gezien de ontgravingsdiepte van enkele decimeters op het grootste deel van het tracé hoeft daar geen rekening te worden gehouden met een grondwateronttrekking. In het wegontwerp zijn kunstwerken meegenomen onder de N411 door in noord-zuidrichting waaronder een ecoduiker nabij de Achterdijk. Uitgaande van het dwarsprofiel is de waterbodem circa 1,75m–mv. Bij het aanleggen van de ecoduiker kan grondwateronttrekking mogelijk noodzakelijk zijn.

Indien bij de werkzaamheden een grond- of materiaaloverschot ontstaat, dient dit van de locatie te worden afgevoerd. Het uitgevoerde (indicatieve) onderzoek is niet geschikt om een definitieve uitspraak te doen over de hergebruikmogelijkheden van de grond en/of het funderingsmateriaal. Wel kan het worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling als de aanbevelingen worden opgevolgd.

5.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor risicovolle bedrijven bevat het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) veiligheidsnormen. Het heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Bij het plannen van kwetsbare objecten, zoals woonhuizen in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet
op basis van het Bevi rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart weergegeven.

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 april 2015 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het
zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden
afgestemd.

Ingeval van aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen is als toetsingskader van belang het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en de risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De
volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

Met plaatsgebonden risico wordt bedoeld de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico
(voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect.

Beoordeling

Situatie
Langs de N411 is relatief weinig bebouwing aanwezig en zelfs op het drukste punt langs de weg bevinden zich minder dan 30 personen per hectare.
De N411 is door de gemeente Bunnik en de gemeente Utrecht niet aangewezen als gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dat betekent dat routeplichtig transport alleen toegelaten kan worden met behulp van een ontheffing van de route die door de gemeente is aangewezen. Er kan dus transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden, zowel routeplichtig transport (bijv. propaan) als niet-routeplichtig transport (benzine). Dit vervoer is zeer beperkt in omvang.

Toetsing plaatsgebonden risico
Ten behoeve van het plan is een memo opgesteld door Antea Group (dd 5 oktober 2017). (Bijlage 8). Uit die memo blijkt dat er voor de N411 geen plaatsgebonden risico (PR=10-6) bestaat. Toetsing of er zich binnen die PR=10-6 contour (beperkt) kwetsbare objecten bevinden is daarmee niet aan de orde. Wijziging van het wegtracé zal daardoor ook geen belemmeringen opleveren voor eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
De N411 is daarnaast zelf geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, zodat er voor de N411 niet getoetst hoeft te worden aan eventuele risicobronnen in de omgeving.

Verantwoording groepsrisico
Volgens de memo van Antea Group bedraagt het groepsrisico minder dan 10% van de orientatiewaarde voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. De verandering van het groepsrisico is verwaarloosbaar. Dit betekent dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Die verantwoording bestaat uit de volgende elementen:

  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp;
  • De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bereikbaarheid: de planlocatie is voor de brandweer te bereiken binnen de daarvoor geldende opkomsttijden. Op 5 kilometer van het plangebied bevindt zich de dichtstbijzijnde brandweer kazerne. De opkomsttijd is daarmee minder dan 10 minuten. Langs het gehele traject van de N411 kan een calamiteit op de N411 van twee zijden bereikt worden namelijk via de hoofdrijbaan en de parallelweg. De brandweer kan bij een calamiteit op de parallelbaan staan om eventuele branden op de hoofdrijbaan en naastgelegen panden te blussen.
Ook het nabijgelegen spoor dat overigens geen onderdeel is van het landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen blijft bij de weergegeven ontwikkeling van de N411 van meerdere kanten goed bereikbaar voor de brandweer (hoofdweg, parallelweg, inritten, en A12) bij een calamiteit op het spoor.

Bluswatercapaciteit: Er zijn voldoende blusvoorzieningen langs de N411.

De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet
Vanwege de open structuur van de bebouwing zijn er voldoende mogelijkheden voor omwonenden om zich in veiligheid te brengen, i.c. wegvluchten van de ongevalslocatie, bij een calamiteit. Er zijn geen zeer kwetsbare (minder zelfdredzame) functies gelegen langs het traject.
Bij het eventueel ontstaan van een toxische wolk zullen omwonenden juist binnen moeten blijven en ramen en deuren moeten sluiten.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het project.

5.7 Ecologie

Beleid en regelgeving

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Per 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet is een samenvoeging van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet.

Soortenbescherming
Het doel van de wet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De wet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming
Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, zoals Natura2000 gebieden. De bescherming van het het Natuur Netwerk Nederland (NNN) gebeurt in het ruimtelijk spoor van het Barro (rijk) en de PRV (provincie).

Beoordeling

Ten behoeve van dit inpassingsplan is onderzoek uitgevoerd WBS 3.4.1 Natuurtoets N411 Bunnik-Utrecht, Anteagroup, projectnummer 0415172.00 definitieve revisie V1.0 D, 3 november 2017 (Bijlage 9). Daarbij is getoetst aan de Wet natuurbescherming en Natuur Netwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming
Uit het onderzoek is gebleken dat de soorten weergegeven in onderstaande tabel en die een beschermde status hebben in de Wet natuurbescherming mogelijk voor kunnen komen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0020.jpg"

Tabel: mogelijk voorkomende beschermde soorten

In de onderstaande tabel is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0021.jpg"

Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen is nader (veld)onderzoek uitgevoerd om uit te kunnen sluiten of bepaalde soorten onevenredige hinder van de reconstructie van de weg kunnen ondervinden. Uit een boominventarisatie van augustus 2017 en oktober 2017 is gebleken dat de bomen in het plangebied niet geschikt zijn voor jaarrond beschermde nesten. Ook vleermuisnesten zijn niet aangetroffen in de bomen binnen het plangebied. Ook zijn de bomen niet geschikt voor vleermuisnesten. Daarmee kan uitgesloten worden dat er een overtreding van de Wet natuurbescherming zou optreden door het uitvoeren van dit inpassingsplan.

Er worden op voorhand geen problemen met de soortbescherming verwacht, maar dat ten tijde van de daadwerkelijke uitvoering in het veld kan er altijd alsnog een beschermde soort in het gebied voorkomen waarvoor op grond van de wet maatregelen nodig zijn.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen ligt op circa 10 kilometer afstand ten noorden van het plangebied.

Toetsing aan de NNN
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voorgenomen reconstructie van de provinciale weg N411 e.o. ter hoogte van de Achterdijk bij Bunnik, niet leidt tot significante negatieve effecten op het functioneren van het NNN in de provincie Utrecht. De gehele ontwikkeling, inclusief de inrichting van nog niet gerealiseerde delen van het NNN en de aanleg van een faunapassage, leidt tot een toename van de oppervlakte nieuwe natuur en een verbetering van het functioneren van het NNN in de directe omgeving. De wijze waarop dit in het project is uitgewerkt sluit goed aan bij de toepassing van het instrument ‘Plussen en minnen’ van de provincie Utrecht. De uitvoering van de reconstructie van de N411 versnelt de aanleg van de natuur in het sedumveld. Daarnaast worden de kosten voor de aanleg van de natuur gedragen door dit project waardoor er financiële middelen over blijven die op andere locaties in de provincie kunnen worden ingezet ten behoeve van natuurontwikkeling. In de samenhang is zodoende geen sprake is van significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de oppervlakte en van de samenhang van het NNN.

Conclusie

Bij de herinrichting van de N411 wordt zeer goed rekening gehouden met de aanwezige ecologische waarden in het gebied. Met de planontwikkeling worden de ecologische waarden waar mogelijk versterkt. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.8 Geluid

Beleid en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Wegverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Beoordeling

Voor de herinrichting van de N411 is akoestisch onderzoek uitgevoerd 'Akoestisch onderzoek Reconstructie N411 Bunnik-Utrecht wegverkeerslawaai, Anteagroup, projectnummer 0415172.00 definitieve revisie R1.0 D, 28 december 2017' (Bijlage 10).

Vanwege de wijzigingen aan de N411 neemt de geluidbelasting nergens met 2 dB of meer toe. Op alle woningen binnen de onderzoeksgebieden is sprake van een afname van de geluidbelasting ten gevolge van de N411 door de verlaging van de maximumsnelheid. Er is dus geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de wijzigingen aan de Achterdijk met ten hoogste 1,29 dB toeneemt. Deze toename bedraagt daarmee minder dan 2 dB. Er is dus geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen terug te brengen is niet nodig, omdat er geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat het huidige woon- en leefklimaat niet of nauwelijks wijzigt ten opzichte van de huidige situatie. Tevens hoeven er door het bevoegd gezag geen nieuwe hogere waarden te worden vastgesteld.

Het uitstralingseffect ten gevolge van de wijzigingen aan de N411 bedraagt ten hoogste 0,67 dB. Deze toename vindt plaats bij de woningen ten westen van de wijziging bij het buurtschap Vechten. Deze toename is kleiner dan 2 dB. Er is dus geen sprake van een uitstralingseffect.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.9 Luchtkwaliteit

Beleid en regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in ‘Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgelegd in bijlage 2 van de Wm. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties van zowel stikstofdioxide (NO2) als fijn stof (PM10) zijn 40 µg/m3 , voor PM2,5 is de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie 25 µg/m3.

Beoordeling

Ten behoeve van de ontwikkeling is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de uitvoering van dit project op de luchtkwaliteit ter plaatse. 'Beoordeling luchtkwaliteit, Anteagroup, projectnummer 0415172.01, 25 augustus 2017' (Bijlage 11).

Huidige situatie
In onderstaande tabel staan de laagste en hoogste jaargemiddelde concentraties voor NO2, PM10 en PM2,5. Daarbij is de totale concentratie gegeven, de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het wegverkeer. Hierbij moet opgemerkt worden dat de getoonde bijdrage van het wegverkeer niet alleen de bijdrage van het verkeer op de N411 betreft, maar ook de bijdrage van de SRM2-wegen in de directe omgeving (zoals de A27 en A12).

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0022.jpg"

Tabel: Concentraties luchtkwaliteit

Voorgenomen wijzigingen N411 en beoordeling effecten
De reconstructie van de N411 zal niet zorgen voor een verandering in de verkeersintensiteiten op de N411 en de omliggende wegen. Wel kan een aantal van de voorgenomen wijzigingen relevant zijn voor de luchtkwaliteit in het gebied. Het gaat daarbij om effecten van een andere wegligging (waardoor de afstand tussen de weg en de relevante beoordelingslocaties wijzigt) en het aanpassen van de maximumsnelheid. Alle overige voorgenomen wijzigingen (zoals de aanpassingen van watergangen en natuurgebied) hebben geen invloed op de luchtkwaliteit en zijn om die reden niet nader beschouwd.

Reconstructie kruising N411, Parallelweg en Achterdijk (ter hoogte van Vechten)
Bij de reconstructie van de N411 wordt de kruising tussen de N411, de Parallelweg en de Achterdijk (ter hoogte van Vechten) aangepast. Hierdoor verandert de wegligging, de nieuwe ligging van de wegen is ter verduidelijking weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP0504N411Bunnik-OW01_0023.jpg"

Afbeelding: toekomstige wegligging N411, parallelweg, Achterdijk en Koningslaan ten noorden van de N411

De N411 komt ter hoogte van Vechten iets zuidelijker te liggen waarbij de weg dichterbij de woningen langs de Achterdijk komt te liggen. Ook de ligging van de Achterdijk zelf wijzigt iets. Hierdoor kan bij deze woningen een lichte toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen optreden. Aangezien de huidige concentraties al ruim onder de grenswaarden liggen is het aannemelijk dat deze verschuiving niet zal leiden tot een overschrijding van de grenswaarden.

De woningen aan de noordkant van de N411 zullen door de wijziging verder van de drukkere N411 komen te liggen. Dit heeft een positief effect op de concentraties bij deze woningen.

Ook voor locatie C is aannemelijk dat de concentraties niet zullen toenemen als gevolg van de voorgenomen wijzigingen.

Voor locatie D verandert de wegligging nagenoeg niet. De luchtkwaliteit ter plaatse van deze woningen zal door de reconstructie niet verslechteren.

Wijziging maximum snelheid
Tussen de aansluiting Vechten en de bebouwde kom van Bunnik wordt de maximumsnelheid van 80 km/h verlaagd naar 60 km/h. Op de parallelweg (Koningsweg) aan de westzijde van het plangebied heeft al een wijziging plaatsgevonden; deze wordt ingericht als fietsstraat en daarbij geldt nu al een maximumsnelheid van 30 km/h. Voor het inschatten van het effect van deze snelheidswijziging is gebruik gemaakt de in maart 2017, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, vastgestelde emissiefactoren. Hieruit blijkt dat de emissiefactoren voor 30 km/h hoger zijn dan de emissiefactoren voor 60 km/h en de emissiefactoren voor 60 km/h zijn hoger dan de emissiefactoren voor 80 km/h. De toename van de emissie is (in beide gevallen) maximaal 30% (als voorbeeld: de emissiefactor NOx voor lichte motorvoertuigen bij 60 km/h is 0,29 g/km en bij 30 km/h is dit 0,31 g/km). Zelfs als de bijdrage van het verkeer op de N411 met 30% toeneemt, zal de totale jaargemiddelde concentratie onder de vastgestelde grenswaarden blijven.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.10 Waterhuishouding

Beleid en regelgeving

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Beoordeling

Ten behoeve van de reconstructie van de N411 en onderhavig omgevingsplan is onderzoek gedaan 'Toelichting Watertoets Provinciaal inpassingsplan N411 Bunnik-Utrecht, Anteagroup, projectnummer 0415172.00, 27 november 2017' (Bijlage 12)

In het onderzoek is de analyse van de waterhuishouding uitgevoerd. De nadruk ligt hier op de kwantitatieve aspecten van de waterhuishouding en er wordt bepaald in hoeverre er sprake is van extra verhard oppervlak en de bijbehorende watercompensatie. Het rapport beschouwt de wijzigingen rondom de N411 tussen Bunnik en Utrecht. In het onderzoek komen de volgende aspecten aan de orde:
- huidige situatie
- wetgeving en beleidskader
- randvoorwaarden en uitgangspunten provincie Utrecht, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR), gemeenten Utrecht en Bunnik
- toekomstige situatie

Brink Vechten
Er is bepaald of de waterberging in de toekomstige situatie voor het plangebied Brink Vechten voldoende is. Ook is aangegeven hoe de watercompensatie wordt ingevuld. De benodigde waterberging hangt af van het te dempen wateroppervlak, de extra verharding en het te maken wateroppervlak. Daarnaast wordt er ook getoetst of de waterstructuur zodanig wordt aangepast dat deze ook blijft functioneren.
De onderhoudswerkzaamheden aan de N411 en de reconstructieve werkzaamheden aan de parallelweg leiden niet tot extra verhard oppervlak. Er wordt voor de wegwerkzaamheden evenveel verharding weggehaald voor deze wegen als wordt teruggebracht.
Door de wijzigingen aan de kruising met de Achterdijk vindt er een toename van het verhard oppervlak plaats van 3.405 m2. Hierdoor komt hemelwater sneller tot afvoer. Conform het beleid van HDSR moet een toename van verhard oppervlak gecompenseerd worden. Doordat de toename verhard oppervlak in overig gebied meer dan 1.000 m², maar minder dan 10.000 m² is, dient ter compensatie 15% nieuw wateroppervlak óf een infiltratiesysteem van 45 mm per m2 verhard oppervlak aangelegd te worden. Daarnaast wordt er een 120 m2 infiltratieoppervlak gedempt, wat in zijn geheel opnieuw gegraven dient te worden.

Compensatie van de toename verharding dient bij voorkeur in hetzelfde peilgebied plaats te vinden. Daar wordt aan voldaan. De watercompensatie voor de toename van het verhard oppervlak wordt in het gebied opgelost door een infiltratievoorziening aan te leggen.

Schoon water
Het afstromend hemelwater vanaf de wegen infiltreert in de berm en komt vervolgens deze terecht in de aangrenzende greppels. Vervolgens wordt het door middel van de infiltratievoorziening in de bodem gebracht, De bodem fungeert als een natuurlijk filter, waardoor de waterkwaliteit in het gebied voldoende blijft. Bij het infiltratiesysteem binnen de natuurontwikkeling is voldoende ruimte om het op een ecologische manier in te richten. Dit bevordert de waterkwaliteit en de positieve beleving van het gebied.

Afval water
De afwatering van de rijbanen rondom het plangebied wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. De bestaande afvalwater systemen blijven gehandhaafd.

De provincie Utrecht is als beheerder van de N411 verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de weg en daarbij behorende weggreppels. De infiltratievoorziening wordt aangelegd door de provincie Utrecht en wordt vervolgens overgedragen naar de beheerder. De beheerder dient er zorg voor te dragen dat de infiltratievoorziening blijft functioneren door deze regelmatig op te schonen.

Het volgende aandachtspunt dient meegenomen te worden: “De huidige parallelbaan van de Koningsweg voert regenwater af naar particulier terrein. Bij de herinrichting van de parallelbaan kan misschien het profiel aanpast worden zodat het regenwater naar de greppel wordt afgevoerd.”
In het ontwerp zal daar waar mogelijk rekening mee worden gehouden.

Conclusie

De reconstructie van de N411 wordt zodanig uitgevoerd dat in de nieuwe situatie sprake is van een goede waterhuishouding. Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

De in deze toelichting beschreven planuitgangspunten zijn juridisch-planologisch vertaald in het inpassingsplan, dat bindend is voor overheid en burgers. Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.1 Systematiek

SVBP 2012

Per 1 juli 2013 is het voor bestemmingsplannen en inpassingsplannen die na voornoemde datum als ontwerp ter inzage worden gelegd, verplicht om de SVBP 2012 (standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012) toe te passen.

Opbouw regels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

6.1.1 Inleidende regels

Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het inpassingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

6.1.2 Bestemmingen

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

Bestemmingsomschrijving

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijking van de bouwregels

In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. Deze bevoegdheid wordt objectief begrensd en bevat duidelijke criteria.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

In enkele bestemmingen is een aanlegvergunningregeling opgenomen. Hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht wordt gekeken naar de kans op het verstoren van de betreffende waarden. In dit inpassingsplan gaat het binnen de bestemming natuur om het beschermen van de aanwezige waarden zoals bodemreliëf. Bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gaat het om de bescherming van mogelijke archeologische waarden.

6.1.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het inpassingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van functies die strijdig zijn met het inpassingsplan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels in het plan waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

6.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon gehandhaafd worden. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

6.2 Systematiek per bestemming

Artikel 3 Groen

Het groen tussen de N411 en de Achterdijk heeft een bestemming Groen gekregen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is aangegeven welke bouwhoogtes deze maximaal mogen hebben. Ter bescherming van het groen is voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden noodzakelijk.
Ter plaatse van de aanduiding 'fietsenopstelplaats' is' een fietenopstelplaats voor maximaal 15 fietsen toegestaan.

Artikel 4 Natuur

De ontwikkeling van de NNN is in dit inpassingsplan via de bestemming Natuur geborgd. Binnen deze bestemming staat de natuur centraal. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan, en ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts summier toegestaan. Voor veel werkzaamheden is het noodzakelijk een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden aan te vragen. Deze vergunning wordt slechts verkregen indien aangetoond wordt dat de natuurwaarden niet onevenredig geschaad worden als gevolg van de uit te voeren werkzaamheden.

Artikel 5 Verkeer

De N411 en overige wegen (met bijbehorende bermen) zijn bestemd voor Verkeer. Ook binnen deze bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Parkeren is expliciet niet toegestaan binnen deze bestemming.

Artikel 6 Leiding

De leiding die deels binnen het plangebied aanwezig is, is een rioolleiding. Conform het vigerende bestemmingsplan is deze leiding hier overgenomen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 is opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de bodem. Deze bestemming is onverkort overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dienen Provinciale Staten een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen, waarvoor een
exploitatieplan moet worden opgesteld, genoemd. De reconstructie van de N411 valt niet onder één van de genoemde bouwplannen. Op grond hiervan bestaat dan ook geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Financiering 

Met het besluit van Provinciale Staten tot het aanpassen van de N411 is tevens voldoende budget gereserveerd voor het uitvoeren van dit inpassingsplan. De kosten voor dit project worden volledig gedekt door gelden van de provincie.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijke procedure

Voor het vaststellen van dit inpassingsplan moet de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, afdeling 3.2) worden doorlopen. Artikel 3.26 Wro verklaart deze procedure van overeenkomstige toepassing op inpassingsplannen. Het is wettelijk verplicht vooraf de betrokken gemeenteraden te horen.

P.M.


Inspraak en vooroverleg

Voorafgaand aan de procedure als beschreven in artikel 3.8 Wro dient vooroverleg plaats te vinden.
Het voorontwerp van dit inpassingsplan heeft van 5 april t/m 3 mei ter inzage gelegen. Gelijktijdig heeft overleg plaatsgevonden met verschillende instanties (relevante bestuursorganen, beheerders van nutsleidingen, overkoepelende belangenorganisaties, et cetera) om hen in de gelegenheid te stellen te reageren op het voorontwerp inpassingsplan. De betrokken gemeenteraden zijn hierbij separaat gehoord in het kader van artikel 3.26, eerste lid Wro.

RWS Midden Nederland heeft laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft ook geen opmerkingen op het plan. Opgemerkt wordt dat er goed overleg met de waterbeheerder over dit plan is gevoerd en dat de gemaakte afspraken goed zijn opgenomen in het plan. Wel wordt opgemerkt dat er nog een watervergunning moet worden aangevraagd.

Veiligheidsregio Utrecht heeft vanuit het oogpunt van de externe veiligheid opgemerkt geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied te zien.

De gemeente Bunnik heeft verzocht om de hele hoofdrijbaan van de N411, dus ook het deel tussen de bebouwde kom van Utrecht en de oprijlaan van Oud Amelisweerd, een maximumsnelheid van 60 km/uur te geven zodat het daarmee ook mogelijk wordt het landbouwverkeer van de parallelweg naar de hoofdrijbaan te verplaatsen. Aan dit verzoek wordt geen gevolg gegeven. Zie reactienota.

Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn 13 inspraakreacties door personen/instanties ingediend. Als gevolg van de inspraakreacties is het inpassingsplan aangepast. Het tweede kersenverkooppunt is komen te vervallen.

Daarnaast is een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De reactienota is als Bijlage 14 opgenomen bij deze toelichting.