direct naar inhoud van Artikel 9 Waarde - Archeologie
Plan: Verbindingsweg Houten - A12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9926.IP11A12Houten-VA01

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

9.2.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

Voor het bouwen van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemming met een bouwhoogte van meer dan 3 meter;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, en gebouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen

dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.3 Voorschriften

Indien uit het in 9.2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:

  • a. het verlagen, het vergraven of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van diepwortelende beplanting of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakte verharding, de aanleg van leidingen, alsmede de aanleg van drainage;
  • c. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine oppervlaktewateren.

9.3.2 Uitzonderingen

Het in 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. het archeologisch onderzoek betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit plan.
9.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 9.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 9.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting het uitvoeren van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld.