6.7 Recreatie
De provincie Utrecht heeft een aantrekkelijke basis voor recreatie en toerisme. We hebben veel te bieden: uitstekende voorzieningen (winkels en musea) in diverse steden, aantrekkelijk cultureel erfgoed en een gevarieerd landschap met plassen, veengebieden, waarden en grote bos- en natuurgebieden. In de provincie ligt ook een uitgebreid recreatief netwerk van wandel- en fietspaden met recreatieconcentratiepunten. De bereikbaarheid van het landelijk gebied vanuit het stedelijk gebied vinden wij belangrijk. Daarnaast zetten wij ons in voor behoud van het bestaande provinciale en landelijke routenetwerk en de knelpunten hierin. We streven naar meer samenhang in de totale recreatieve structuur en in verbindingen tussen bestaande recreatiegebieden. Wij nemen dit mee in gebiedsprojecten. We richten ons ook op het versterken van de samenhang tussen de verschillende recreatieve routenetwerken door de ontwikkeling van toeristische overstappunten.
Door zorgvuldige planning van recreatieve voorzieningen en routestructuren in het landelijk gebied kunnen recreanten daar recreëren waar voldoende voorzieningen beschikbaar zijn en waar geen of beperkt kwetsbare natuurwaarden zijn. Daarbij willen wij het recreatief medegebruik van de EHS-gebieden en de andere natuurgebieden, het agrarisch gebied en de landschappen waarin deze gebieden liggen bevorderen.

6.7.1 Recreatiezones
Beleid
De verwachting is dat de recreatiebehoefte vanuit de steden de komende jaren verder zal toenemen, mede als gevolg van de grote binnenstedelijke woningbouwambitie. Om die reden vinden wij gebiedsontwikkeling ten behoeve van bovenlokale recreatie en bereikbaarheid voor vooral langzaam verkeer van belang en zullen wij ontwikkelingen rond stadsgewest Utrecht en rond Amersfoort die hieraan bijdragen stimuleren. De bestaande recreatieve voorzieningen in deze zones willen we behouden en waar nodig versterken. Wij regelen hiervoor dat in de recreatiezones geen ontwikkelingen plaats kunnen vinden die behoud en realisatie van recreatief groen belemmeren. Daarnaast willen wij in deze zones onder voorwaarden ruimte bieden via bijvoorbeeld rood voor recreatiegroen voor aanvullende bovenlokale recreatievoorzieningen met een intensief of extensief gebruik. Onderdeel van deze voorwaarden vormt het beschikbaar hebben van een integrale visie op de ontwikkeling van de recreatiezone, waaruit blijkt waar voor de intensieve en extensieve recreatieve functies de beste locaties gelegen zijn, in relatie tot het stedelijk gebied en in relatie tot de al aanwezige recreatieve en andere functies in het gebied. De uitvoering van de rond Utrecht gelegen ‘Recreatie om de Stad’ (RodS) gebieden gaat in herijkte vorm door.

Wij willen voor de gezonde landbouw in de recreatiezones, buiten de bestaande en nog te ontwikkelen recreatiegebieden, voldoende ontwikkelruimte bieden, vooral gericht op de functie van de landbouw voor het aangrenzende stedelijk gebied. Hieronder vatten we nadrukkelijk ook stadslandbouw, waarbij de productie van voedsel voor de stad gecombineerd wordt met het leveren van andere diensten en producten aan de stad. De positie van de landbouw vormt dan ook een logisch onderdeel van de integrale visie op de recreatiezones.

Toelichting
In het stadsgewest Utrecht en Amersfoort liggen tussen en aan de rand van de verschillende kernen overwegend groen ingerichte gebieden, die als vingers vanuit het landelijk gebied het stadsgewest insteken. Ze bestrijken veelal het landelijk gebied van meerdere gemeenten. Deze gebieden vervullen een functie als tegenhanger van de meest verstedelijkte gebieden in onze provincie. Ze herbergen een mix aan gebruiksvormen met als belangrijkste landbouw, natuur, recreatie, verspreid wonen en kleine bedrijvigheid. Voorts liggen er tal van doorgaande structuren op het vlak van natuur, water, landschap, cultuurhistorie, varen, wandelen en fietsen. De recreatievoorzieningen in deze gebieden willen we behouden en verder stimuleren, omdat bij onze nadrukkelijke inzet op binnenstedelijke woningbouw een strategie past die inzet op een aantrekkelijke woonomgeving. In deze zone zijn de langzaam verkeerverbindingen tussen stad en land, maar ook de verbindingen tussen de recreatieve gebieden van belang. In delen van de recreatiezones zullen vooral extensieve, route gebonden vormen van recreatie passend zijn, in andere gebieden past juist ook intensievere recreatie, met inbegrip van open zwemwater.

Om de realisatie van recreatieve voorzieningen te stimuleren kan het ontwikkelingsinstrument rood voor recreatiegroen in deze zones worden ingezet. Hierbij valt te denken aan nieuwe landgoederen met recreatief medegebruik, bijdragen aan de recreatieve structuur, recreatieve groengebieden, open (zwem)waterlocaties en doorgaande routestructuren voor langzaam verkeer. De realisatie van rode ontwikkelingen vindt op zodanige wijze plaats, dat het landschap zoveel mogelijk wordt versterkt en rood en recreatie in samenhang worden ontwikkeld.

Omdat we het belangrijk vinden dat de ontwikkelingen in de recreatiezones in samenhang bekeken worden, willen we dat voor deze gebieden een integrale visie ontwikkeld wordt. Provincie, regio, gemeenten en maatschappelijke en/of particuliere organisaties uit het gebied kunnen dit gezamenlijk oppakken. In de visie zal, op basis van een nadere verkenning, aangegeven moeten worden welke bovenlokale voorzieningen waar mogelijk zijn waarbij een differentiatie gemaakt kan worden naar in- en extensieve functies. Ook moet de samenhang met de andere opgaven of aanwezige functies binnen het gebied aangegeven worden. Daarbij vinden wij het belangrijk dat in de visie bestaande landschapsstructuren, eventueel aanwezige cultuurhistorische– of natuurwaarden en de positie van de landbouw recht worden gedaan. Bij een toename van gemotoriseerd verkeer is een mobiliteitstoets nodig, waaruit blijkt dat dit op een goede manier wordt afgewikkeld. Voor urgente ontwikkelingen willen wij zo nodig anticiperen op deze visie.

Vanwege het nabij gelegen stedelijk gebied is vooral de bovenlokale recreatiebehoefte groot. Om hier in te voorzien is voor de gebieden rond Utrecht de afgelopen jaren gewerkt aan de ‘Randstadgroenstructuur’ en later aan ‘Recreatie om de Stad’. Deze recreatieve groengebieden zijn nu onderdeel van de recreatiezones. Beide door het rijk geïnitieerde beleids- en realiseringsregimes zijn inmiddels niet meer van kracht. De gebieden zijn echter nog niet allemaal aangelegd en afgerond. Wij streven hier nog steeds naar en zullen samen met de gebiedspartners het komend jaar een realistische uitvoeringsstrategie uitwerken. Recreatieve groengebieden in de regio Amersfoort zijn de afgelopen jaren in het kader van de Groenblauwe structuur Amersfoort ontwikkeld of worden nog ontwikkeld. Ook de aanleg van deze gebieden streven wij nog steeds na.

Wij vragen de gemeenten aandacht te schenken aan de ruimtelijke kwaliteit van de kernrandzones die direct rond de kernen liggen, zoals beschreven onder ‘Kernrandzones’. De nader te verkennen gewenste kwaliteitsverbetering voor een kernrandzone heeft zijn eigen dynamiek en lokale recreatiebehoeften krijgen hier een plaats in. De kernrandzone kan overlappen met de recreatiezone. Afstemming tussen de lokale (recreatie)voorzieningen en eventuele bovenlokale recreatievoorzieningen is dan noodzakelijk.

Realisatie
Provinciaal belang
- Uitnodigende kernrandzones die stad en land verbinden en met een adequaat recreatieaanbod.
- Behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
Provinciale rol
Reguleren, participeren

Reguleren (PRV)

Gemeenten zorgen voor bescherming en ontwikkeling van recreatie, landschap, landbouw en/of natuur in het recreatiezones en staan onder voorwaarden rode ontwikkelingen toe om recreatieve voorzieningen te realiseren (artikel 4.16).

Participeren

- Voorstel voor onderzoek naar gewenste ruimtelijke invulling van recreatiezones binnen stadsgewesten van Utrecht en Amersfoort.

- Verkenning realisatiemogelijkheden Recreatie om de Stad via Agenda Vitaal Platteland.


6.7.2 Bovenlokale recreatieterreinen
Beleid
Het is van belang om ontwikkeling, exploitatie en beheer en onderhoud van bovenlokale recreatieterreinen duurzaam te organiseren. De bestaande bovenlokale dagrecreatieterreinen in het landelijk gebied, krijgen, passend bij de andere provinciale belangen, ruimtelijke mogelijkheden om een kwaliteitsslag te kunnen maken om aan de (veranderende) vraag van recreanten te kunnen voldoen. Dit geldt ook voor de recreatie om de stadgebieden. Daarbij wordt ook rekening gehouden het exploitabel houden en het beheer van deze terreinen. Wij gaan er hierbij van uit dat gemeenten zelf ook bijdragen aan ontwikkeling en exploitatie van deze terreinen. De opgave voor de komende jaren is ook om de rollen van de verschillende partijen, zoals provincie, gemeenten, recreatie- en natuurbeherende organisaties en private partijen, duidelijk te definiëren.

In de structuurvisieperiode kunnen er nieuwe initiatieven ontstaan voor nieuwe ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen. Een specifieke vorm hiervan is de realisatie van golfbanen. Wij bieden hiervoor ruimte in de recreatiezone. Wij sturen daarbij niet actief op de realisatie van golfbanen of andere bovenlokale recreatieterreinen om aan de recreatieve vraag te voldoen. Dit is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Wij beoordelen initiatieven wel op de gevolgen voor de agrarische structuur en het landschap.

Toelichting
Als een terrein aantoonbaar voorziet in een dagrecreatieve behoefte van meer dan de aanliggende kernen beschouwen wij dit terrein als een bovenlokaal recreatieterrein. Voor het exploitabel houden van bovenlokale dagrecreatieterreinen kan het nodig zijn voorzieningen toe te staan die inkomsten kunnen genereren. Wij denken daarbij aan horeca, groepsaccommodatie, verblijfsrecreatie, leisurevoorzieningen en andere commerciële activiteiten voor zover passend bij de aard en de kwaliteit van de terreinen.

De beste kansen voor nieuwe ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen (golfbanen, openlucht zwemwater, verblijfsrecreatie, wandelgebieden) liggen in de nabijheid van stedelijk gebied, in de recreatiezones in de regio’s Utrecht en Amersfoort. Deze voorzieningen kunnen dan ook bijdragen aan de verbetering van de recreatieve routestructuren en mogen deze niet in de weg staan.

De ontwikkeling van golfbanen en andere ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen mag niet ten koste gaan van de kernkwaliteiten van het landschap. In gebieden met de kernkwaliteit openheid en veenweidekarakter achten wij de ontwikkeling van golfbanen en andere ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen in beginsel niet verenigbaar met deze kernkwaliteiten.

De uitbreiding van bestaande golfbanen kan bijdragen aan beperking van de noodzaak om nieuwe banen aan te leggen. Bij uitbreiding verwachten wij dat deze optimaal wordt gesitueerd en ingepast en dat met de belangen van omliggende agrarische bedrijven voldoende rekening wordt gehouden.

Realisatie
Provinciaal belang
Behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV) 

Gemeenten beschermen in hun bestemmingsplan bovenlokale recreatieterreinen, en bieden ze ontwikkelingsmogelijkheden (artikel 4.17).



6.7.3 Recreatietoervaartnet
Beleid
Het toervaarwegennet heeft een belangrijke recreatieve functie voor de waterrecreatie. Wij willen het recreatietoervaartnet, zoals opgenomen in de Waterverordening provincie Utrecht 2009, voor de recreatietoervaart behouden. In de Utrechtse Waterverordening regelen we de bescherming van de vaardiepten en brugbedieningstijden van het recreatietoervaartnet. Daarnaast vinden we het belangrijk dat de bruggen op dit net voldoen aan de minimum brughoogte die nodig is voor de recreatietoervaart. Deze minimum brughoogte is afhankelijk van de categorie waartoe de route behoort. Wij vragen gemeenten met de minimum brughoogte rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Toelichting
Het recreatietoervaartnet, zoals opgenomen in de Utrechtse Waterverordening, omvat niet het volledige net. Daarom hebben wij ter toelichting de verbinding tussen de Vecht en het Merwedekanaal bezuiden de Lek opgenomen. Deze verbinding omvat de stadsgrachten van Utrecht en wateren die bij Rijkswaterstaat in beheer zijn. Omdat de provincie deze wateren niet beheerd, zijn ze zijn niet opgenomen in de Waterverordening provincie Utrecht 2009.

Realisatie
Provinciaal belang
Behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
Provinciale rol
Regulering vindt plaats via de Utrechtse Waterverordening


6.7.4 Stiltegebieden
Beleid
In de provincie Utrecht hebben wij 13 stiltegebieden aangewezen. In deze gebieden handhaven wij de rust die aanwezig is. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden zijn niet meer mogelijk in een gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Wij regelen dit via onze ruimtelijke verordening. Gebiedseigen geluiden zoals die van landbouw zijn van deze bepaling uitgesloten.

Toelichting
De kernkwaliteit “rust en stilte is een belangrijke waarde en vormt een tegenhanger van het leven in de stad. Het beleid voor stiltegebieden is erop gericht dat mensen en dieren stilte kunnen ervaren. Vooral in de vrije tijd moeten mensen rust kunnen vinden. Daarom richten wij ons bij de stiltegebieden op de recreatiemogelijkheden. Criteria bij de gebiedskeuze zijn dat het gebied waardevol is vanuit het oogpunt van natuur en landschap, cultuurhistorie en recreatie en dat het een redelijke akoestische basiskwaliteit heeft. Om de geluidskwaliteit te kunnen borgen hebben de gebieden een minimale omvang van ten minste 300 ha. Het beleid voor stiltegebieden is erop gericht functies, die tot een extra geluidsverstoring leiden, te weren. Ook richt het beleid zich op het voorkomen van een toename, en bij voorkeur het verminderen, van gemotoriseerd verkeer door stiltegebieden en op het weren van start- en landingsbanen voor de luchtvaart.

Realisatie
Provinciaal belang
Behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV)

Gemeenten nemen in bestemmingsplannen geen bestemmingen en regels op die de geluidsbelasting in een stiltegebied negatief beïnvloeden (artikel 4.19).