3.3 Van toetsingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie
Wij willen invulling geven aan de filosofie: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Ook willen wij de flexibiliteit van ons beleid vergroten, de administratieve lasten verminderen, de transparantie vergroten en de proceduretijd verkorten. Dit geven wij vorm door in veel mindere mate een toetsende rol te gaan vervullen. Ons accent verleggen wij naar de ontwikkeling.
De omslag van toetsings- naar ontwikkelingsplanologie kan niet kortweg vertaald worden in minder regels. Ook ontwikkelingsplanologie vraagt regulering. Maar wel andersoortige regels: minder kwantitatieve normering en juist meer kwalitatieve randvoorwaarden waaronder ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit krijgt concreet vorm in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Wij kiezen er daarbij ook voor om in de PRV niet meer het ontheffingsinstrumentarium op te nemen. Hiervoor in de plaats bieden wij in de PRV ruimte voor ontwikkelingen (lokaal), mits de daarvoor opgenomen randvoorwaarden in acht worden genomen (regionaal). Als aan de randvoorwaarden wordt voldaan zijn de ontwikkelingen mogelijk zonder formele betrokkenheid van de provincie.
Bij ontwikkelingsplanologie gaat het ook om de invulling van de rollen van de overheid. Bij de rol van de provincie gaat het vooral om het niet meer toetsen achteraf maar om betrokkenheid in het voortraject.

Ook zijn wij kritisch ten aanzien van wat wij reguleren via de PRV. Waar mogelijk volstaan wij met het via structuurvisie aandacht vragen bij gemeenten voor bepaalde belangen. Wij betrekken deze onderwerpen bij ons overleg met de gemeenten over de lokale ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Waar deze onderwerpen zijn aangemerkt als provinciaal belang hebben wij in het uiterste geval de mogelijkheid om het wettelijk instrumentarium toe te passen om onaanvaardbare ontwikkelingen te voorkomen.