Paragraaf Energie
Artikel 2.6 Windenergielocatie
1. Als ‘Windenergielocatie’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die een belemmering vormen voor de oprichting of het gebruik van windenergieturbines van 60 meter of hoger.
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de realisatie van windturbines van 60 meter of hoger toestaan.


Artikel 2.7 Biomassalocatie
1. Als ‘Landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied dat als zodanig is verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de bouw van een voorziening voor het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de vestiging van een vergistingsinstallatie wordt gerealiseerd op een bestaand agrarisch bouwperceel, een voormalig agrarisch bouwperceel of niet-agrarisch bouwperceel waarbij de oppervlakte maximaal 2,5 hectare bedraagt of de vergistingsinstallatie wordt gerealiseerd op een rioolwaterzuiveringsinstallatie of stortplaats;

b. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;

c. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.