direct naar inhoud van Planregels
Plan: Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9926.IP1703Hertekop-VA01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel met identificatienummer NL.IMRO.9926.IP1703Hertekop-VA01 van de provincie Utrecht;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt;

1.6 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:

a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het inpassingsplan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.20 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.21 peil:
  • a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd;
  • c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  • d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein;
1.22 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.23 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.24 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.26 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. faunapassages;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens voorzieningen voor het openbaar vervoer en verhardingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een transformatorhuis;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van groen - touwladder' een constuctie ten behoeve van de oversteek van fauna boven de weg.
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. verkeerskundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor geluid- en zichtafscherming;
  • h. verharding ten behoeve van een oversteek.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw is uitsluitend toegestaan maximaal één transformatorhuis ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van het transformatorhuis maximaal 25 m2 mag bedragen;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van het transformatorhuis respectievelijk maximaal 3 m en 6 m mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:

  • a. 15 m voor palen en masten;
  • b. 10 m bewegwijzering en verkeersregelinstallaties;
  • c. 7,5 m voor geluid- en zichtschermen;
  • d. 9 m ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van groen - touwladder' voor zover het een bouwwerk betreft ten behoeve van de oversteek van fauna boven de weg.
  • e. 5 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakte verharding;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanleggen van kabels en leidingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
3.3.2 Uitzondering

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op de aanleg van het project 'Reconstructie N226 Hertekop-Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel';
  • b. de aanleg van groen- of waterhuishoudkundige voorzieningen betreffen, bedoeld ter compensatie;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.3.3 Voorwaarden

De in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Groen' ten dele te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' onder de vooorwaarde dat:

  • a. dit nodig is ten behoeve van een gewijzigde aanleg van de helling en aansluiting bij de fietstunnel:
  • b. de wijziging per saldo niet leidt tot een afname van de oppervlakte aan Natuur Netwerk Nederland;

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeerswegen met maximaal 2x1 rijstroken;
  • b. parallelwegen met maximaal 2x1 rijstroken;
  • c. kruisingen, rotondes en aansluitingen;
  • d. op- en afritten;
  • e. in- en uitritten;
  • f. langzaam verkeersvoorzieningen, waaronder een fietstunnel;
  • g. verblijfsgebieden;
  • h. faunapassages;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van groen - touwladder' een constuctie ten behoeve van de oversteek van fauna boven over de weg.

met daaraan ondergeschikte:

  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. verhardingen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. geluidwerende voorzieningen;
  • q. voorzieningen voor beheer en onderhoud, waaronder faunabeheer;

met uitsluiting van:

  • r. verkooppunten voor motorbrandstoffen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:

  • a. 15 m voor palen en masten;
  • b. 10 m bewegwijzering en verkeersregelinstallaties;
  • c. 7,5 m voor geluid- en zichtschermen;
  • d. 9 m ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van groen - touwladder' voor zover het een bouwwerk betreft ten behoeve van de oversteek van fauna boven de weg.
  • e. 5 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, waarbij het hartlijn van de leiding is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas'.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming, waarbij de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen;

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • c. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De regels van Artikel 5 gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de bestemming samenvalt;
  • b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de primaire bestemming;
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het aanplanten en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • i. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
5.5.2 Uitzondering

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op de aanleg van het project 'Reconstructie N226 Hertekop-Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel';
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding en geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende (of naar verwachting voorkomende) archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt dat op en in de in lid 6.1 genoemde gronden geen bouwwerken zijn toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 een omgevingsvergunning verlenen voor bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere voorkomende bestemmingen, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:

  • a. op het betrokken terrein geen archeologische waarden aanwezig (meer) zijn;
  • b. de archeologische waarden niet worden geschaad;
  • c. mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van opgravingen (behoud ex situ);
    • 3. begeleiding van de in de aanvraag beschreven activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het aanplanten van diepwortelende beplanting;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • i. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd ten dienste van archeologisch onderzoek.
6.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:

  • a. op het betrokken terrein geen archeologische waarden aanwezig (meer) zijn;
  • b. de archeologische waarden niet worden geschaad;
  • c. mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voorschriften te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van opgravingen (behoud ex situ);
    • 3. begeleiding van de in de aanvraag beschreven activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een archeologisch deskundige, blijkt dat:

  • a. ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het inpassingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of voormalige bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande hoogte- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de regels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in Hoofdstuk 4 niet van toepassing.
8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Aanduidingsgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij de verkeersveiligheid hierdoor niet langer is gewaarborgd.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Landschappelijke en natuurwetenschappelijke inpassing
9.1.1 Voorwaardelijke verplichting

Binnen twee jaar na ingebruikname van de (nieuwe) weginfrastructuur zoals bedoeld in en toegelaten in artikel 4.1 Verkeer, moet worden voldaan aan de volgende verplichtingen:

  • a. de aanleg van laanbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting'. De onderlinge afstand tussen de bomen die deel uit maken van de nieuwe laanbeplanting dient gemiddeld 8 meter te bedragen.
  • b. de aanleg van een faunapassage onder de weg door voor de bescherming van amfibieën en kleine zoogdieren, inclusief geleidende (amfibie)kleinwildrasters.
  • c. de realisatie van de compensatieopgave nieuwe natuur in het kader van Natuur Netwerk Nederland van minimaal 1,32 hectare.
9.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.1.1 indien:

  • a. strikte toepassing van de gebruiksregel redelijkerwijs niet gevergd kan worden en/of redenen van groot openbaar belang zich hiertegen verzetten;
  • b. aan een afwijking als bedoeld in lid 9.1.2 onder a kunnen voorwaarden worden verbonden teneinde een adequate landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke inpassing te waarborgen.

9.2 Strijdig gebruik inzake onbebouwde gronden en water

Als met dit plan strijdig gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid tot het afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages met niet meer dan 5%;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • c. geluidwerende voorzieningen.

10.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken

Er kan niet worden afgeweken als bedoeld in lid 10.1, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd een bestemmingsgrens te wijzigen, waarbij geldt dat de wijziging:

  • a. ten opzichte van de bestemde situatie niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. uit oogpunt van een goede ruimtelijke, verkeerskundige en milieusituatie aanvaardbaar is;
  • c. geen onevenredige afbreuk mag doen aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • d. uitsluitend is toegestaan indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden niet in onevenredige mate (kunnen) worden aangetast.

Artikel 12 Verwezenlijking in de naaste toekomst

12.1 Aanwijzing

Met betrekking tot de aangegeven aanduidingen wordt, voor zover het gronden betreft waarvan het gebruik afwijkt op het moment van rechtsgeldig worden van het inpassingsplan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening, de verwezenlijking van het inpassingsplan in de naaste toekomst nodig geacht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

14.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel.