direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Prattenburg 2016
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Landgoed Prattenburg is gelegen in twee gemeenten aan de oostkant van de Utrechtse Heuvelrug, in de gemeente Rhenen (circa 415 ha) en Veenendaal (circa 17 ha). Het landgoed is 432 ha groot. Daarvan is ruim 380 ha bos, ruim 19 ha park en kleine heideterreinen. De overige circa 30 ha bestaat uit landbouwgrond. Het bos en het park vormen een aaneengesloten geheel. Het bosgebied is opengesteld voor bezoekers, het park is uitsluitend op aanvraag voor groepen te bezichtigen. Het bos grenst aan de westzijde aan een gebied van Staatsbosbeheer, ten zuiden aan dat van het Utrechts Landschap en ten oosten aan Landgoed de Dikkenberg met het recreatiegebied Kwintelooyen. Het landgoed is – met uitzondering van 100 ha oostelijk van de Veenendaalsestraatweg – vrijwillig toegetreden tot het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Het overgrote deel van het landgoed is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (bron: Provincie Utrecht)

Er is een convenant gesloten tussen Landgoed Prattenburg BV, provincie Utrecht, gemeente Rhenen en gemeente Veenendaal (d.d. 18 februari 2011). De doelstelling van dit convenant Landgoed Prattenburg is dat de vier partijen intensief samenwerken om het landgoed te voorzien van economische dragers met als doel duurzame instandhouding van één van de grootste particuliere landgoederen van Utrecht. Centraal in het convenant staat een integrale benadering, waarbij gebruik gemaakt wordt van het principe van uitwisselbaarheid van bebouwing. Daarbij gaat het om de uitwisselbaarheid van gronden binnen het plangebied. De bebouwing die bij de Stay Okay hostel is gesloopt mag deels herbouwd worden op die locatie. Wat overblijft mag op de andere twee locaties (Juliahoeve en Bosje van Wartou) worden teruggebouwd. Zie ook hieronder bij "Locatie 2 Bosje van Wartou - Oude Veensegrindweg, naast nr. 66". In voorliggend inpassingsplan is de opgave voor de drie ontwikkelingslocaties op landgoed Prattenburg nader uitgewerkt:

Locatie 1 Juliahoeve – Zandheuvelweg 5

De locatie Zandheuvelweg 5 is een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfsmatige activiteiten zijn enkele jaren geleden beëindigd en de voormalige bedrijfswoning staat leeg. De vrijgekomen gronden bieden ruimte aan totaal 3 woningen.

Locatie 2 Bosje van Wartou – Oude Veensegrindweg, naast nr. 66

Het bosje van Wartou wordt omgevormd tot een locatie waar vier woningen binnen een bouwvlak kunnen worden gerealiseerd. Het bosje van Wartou grenst aan de EHS; de woningen liggen buiten de EHS. Doordat het Stay Okay hostel op locatie 3 gesloopt is, is de uitwisselbaarheid van bebouwing mogelijk. De oppervlakte aan bebouwing die hier gesloopt is, wordt middels de regels van de uitwisselbaarheid, zoals opgenomen in het convenant, op locatie 2 (deels) terug gebouwd. Het is namelijk niet noodzakelijk dat sloop-herbouw op hetzelfde perceel plaatsvindt, maar de herbouw mag plaatsvinden op iedere locatie binnen de grenzen van het PIP.

Locatie 3 Eikelkamp – Veenendaalsestraatweg 65

Op deze locatie is een aantal jaren een Stay Okay hostel gevestigd geweest. Het hostel is inmiddels niet meer aanwezig op deze locatie en ook de bebouwing is al gesloopt. Locatie 3 gaat voorzien in een (zorg)hotel. In het (zorg)hotel zijn maximaal 140 kamers toegestaan en het (zorg)hotel mag een maximale grondoppervlakte van 1900 m2 beslaan. Het openluchttheater dat reeds aanwezig is, zal blijven bestaan. Daarnaast wordt er op dit perceel een bomenkathedraal toegestaan. De kathedraal kan gebruikt worden voor het houden van plechtigheden, bijvoorbeeld huwelijks- of uitvaartplechtigheden.

locatie 3A Schupse Bos

Op 3 april 1990 is een vergunning verstrekt voor het bouwen van een hotel op deze locatie. Deze vergunning is door de gemeente Rhenen ingetrokken. Hiermee wordt voorkomen dat thans bestuurlijk ongewenste bouw (hotel) in de EHS in de gemeente Rhenen plaats kan hebben. In onderhavig inpassingsplan wordt de hotelbestemming van het Schupse Bos (locatie 3A) omgezet in de bestemming Bos zodat veilig gesteld wordt dat deze gronden ten dienste van de EHS gebruikt worden.

De voorgestane ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten Veenendaal en Rhenen. Besloten is – mede vanwege de integrale benadering – een provinciaal inpassingsplan op te stellen om de strijdigheid met de bestemmingsplannen op te heffen.

In 2013 heeft de provincie een voorontwerp inpassingsplan ter inzage gelegd. Door omwonenden was er echter veel weerstand tegen de toen voorgestelde ontwikkelingen. Daarom is het plan destijds niet verder in procedure gebracht. Het inpassingsplan dat nu voorligt kent een andere functionele invulling van economische dragers voor de instandhouding van het landgoed. Dit inpassingsplan doorloopt de ruimtelijke procedure.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het onderhavige inpassingsplan bestaat uit vier deelgebieden:

  • Locatie 1 - Juliahoeve: deze locatie is gesitueerd aan de Zandheuvelweg 5 in de gemeente Veenendaal;
  • Locatie 2 - Bosje van Wartou: deze locatie is gesitueerd aan de Oude Veensegrindweg, naast nr. 66 in de gemeente Rhenen;
  • Locatie 3 - Eikelkamp: deze locatie is gesitueerd aan de Veenendaalsestraatweg 65 in de gemeente Rhenen;
  • Locatie 3A - Schupse Bos: deze locatie is gesitueerd in de nabijheid van Veenendaalsestraatweg 50 in de gemeente Rhenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 ligging deelgebieden

Op afbeelding 1.2 is een kaart afgebeeld waarop de ligging van de vier deelgebieden is aangeduid. In het volgende hoofdstuk, met de beschrijving van de huidige situatie, is per deelgebied een meer gedetailleerdere weergave van de ligging en de begrenzing van de gebieden weergegeven. De exacte begrenzing van de gebieden is ingetekend op de verbeelding behorende bij dit inpassingsplan.

1.3 Leeswijzer

Het voorliggende inpassingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het inpassingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten zijn opgenomen alsmede de resultaten van het (voor)overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak.

De toelichting van dit inpassingsplan is opgebouwd uit een achttal hoofdstukken en enkele (separate) bijlagen. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.). Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 ‘Huidige situatie’, dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkelingen in lijn zijn met dit beleid. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen die in het plan mogelijk maakt op een rij gezet. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het inpassingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkelingen die in het voorliggend inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, uitgevoerd kunnen worden. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de ontwikkelingen juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de financiële haalbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit inpassingsplan zal verslag worden gedaan van de inspraak en het (voor)overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Algemeen – historie landgoed Prattenburg

Landgoed Prattenburg is sinds het eind van de 17e eeuw in bezit van de familie Van Asch van Wijck en omvat naast een hoofdhuis (kasteel) met verschillende opstallen uitgestrekte natuurgebieden waarvan hoofdzakelijk bos. Het huis, oorspronkelijk een versterkte boerderij, werd reeds in 1474 genoemd onder de naam Prattenborch. Het huidige huis waarvan de vierkante toren op een middeleeuws fundament berust, is in 1887 gebouwd. Rond deze periode is ook het park aangelegd, terwijl de lanenstructuur van oudere datum is.

Het landgoed beslaat ruim 430 ha en ligt tussen de bebouwde kom van Veenendaal en Elst in. Meerdere generaties geleden is de familie Van Asch van Wijck begonnen heide te bebossen. Behalve omvangrijke heidevelden waren er in die periode onbeschermde cultuurgronden en restantjes bos. Opvolgende generaties van de familie hebben hieruit het landgoed Prattenburg ontwikkeld met de huidige landschappelijke karakteristieken. Bossen zijn aangelegd en houtopbrengsten werden en worden benut om opnieuw bomen te planten. Vlak na de oorlog heeft midden in het landgoed een kaalslag plaatsgevonden toen 90 ha bos werd gevorderd. De familie heeft die percelen herplant met grove den met daartussen loofhouten lanen en op basis van nieuwe opvattingen over de stabiliteit en natuurwaarden van het bos dit tot een waardevol element van het landgoed gemaakt.

Naast het bosbeheer heeft ook de landbouw een essentiële rol gespeeld voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van het landgoed. De landbouwpercelen, in totaal circa 30 ha en grotendeels in eigen beheer onderhouden, zijn omgeven door loofhouten lanen en –houtwallen.

Locatie 1 – Juliahoeve

De Juliahoeve is een boerderij die aan de noordzijde van het landgoed Prattenburg is gelegen, op het grondgebied van de gemeente Veenendaal. De Juliahoeve is een van de boerderijen op het Landgoed Prattenburg (naast de Cunerahoeve en de Ursulahoeve). De locatie ligt in een landschappelijk waardevol gebied, ingeklemd tussen het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug en de bebouwde kom van Veenendaal. Kenmerkend voor het landschap is de strokenverkaveling met houtwallen als uitlopers vanuit het bosgebied. Hierdoor ontstaat een "kamerstructuur" van langgerekte agrarische gronden omgeven door houtwallen. Op afbeelding 2.1 is de globale ligging van de locatie in groter verband weergegeven. Daarnaast is op afbeelding 2.2 een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van de locatie in zijn nabije omgeving te zien is. Naast de Juliahoeve is er ruim 800 m2 aan voormalige agrarische bebouwing aanwezig. Het terrein heeft een groen uitstraling doordat het perceel aan de zijde van de Zandheuvelweg wordt begrensd door een groen haag, er een aantal solitaire bomen aanwezig zijn, waaronder een waardevolle kastanje én het perceel aan zowel de west- als oostgrens wordt begrensd door houtwallen. Aan de oostzijde ligt in de houtwal pad dat is opengesteld als wandelpad en een verbinding vormt met het bosgebied van Prattenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0003.jpg"

Afbeelding 2.1 Locatie 1 Juliahoeve

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0004.jpg"

Afbeelding 2.2 Locatie 1 Juliahoeve

Locatie 2 – Bosje van Wartou

Dit perceel is een appendix van het landgoed grenzend aan de noordoostzijde van de Oude Veensegrindweg in de gemeente Rhenen. Op afbeelding 2.3 is de globale ligging van de locatie in groter verband weergegeven. Daarnaast is in afbeelding 2.4 een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van de locatie in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van de locatie is ingetekend op de verbeelding van dit inpassingsplan. Het perceel valt buiten het gebied van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het perceel ligt tegen het landgoed aan (maar is wel onderdeel van het landgoed) dat zich van daaruit uitstrekt in de richting van de Amerongse Berg en Elst. Het bosje bestaat uit loof- en naaldhout met enige onderbegroeiing.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0005.jpg"

Afbeelding 2.3 Locatie 2 Bosje van Wartou

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0006.jpg"

Afbeelding 2.4 Locatie 2 Bosje van Wartou

Locatie 3 – Eikelkamp

De locatie Eikelkamp bevindt zich aan Veenendaalsestraatweg 65 in de gemeente Rhenen. Op afbeelding 2.5 is de globale ligging van de locatie in groter verband weergegeven. Daarnaast is op afbeelding 2.6 een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van de locatie in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van de locatie is ingetekend op de verbeelding van dit inpassingsplan. Eind 2011 liep het huurcontract af met hostelketen Stay Okay, die lange tijd de barakken op dit terrein heeft benut als jeugdherberg. In overeenstemming met het huurcontract heeft de huurder de gebouwen geamoveerd en het terrein ontruimd opgeleverd. Alle gebouwen zijn recent gesloopt. Wel is nog steeds een klein openluchttheater aanwezig, dat een onderdeel vormde van de voorzieningen van de jeugdherberg. Ook bevindt zich er de nodige boombeplanting, waaronder enkele zeer fraaie exemplaren. Verder is de haagbeplanting aan de zuid- en westrand van het terrein nog aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0007.jpg"

Afbeelding 2.5 Locatie 3 Eikelkamp

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0008.jpg"

Afbeelding 2.6 Locatie 3 Eikelkamp

Locatie 3A – Schupse Bos

De locatie Schupse Bos bevindt zich in de nabijheid van het perceel aan Veenendaalsestraatweg 50 in de gemeente Rhenen. Op afbeelding 2.7 is de globale ligging van de locatie in groter verband weergegeven. Daarnaast is op afbeelding 2.8 een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van de locatie in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van de locatie is ingetekend op de verbeelding van dit inpassingsplan. In de huidige situatie gaat het om een braakliggend terrein, dat niet beplant is. Er zijn geen noemenswaardige opgaande structuren aanwezig. Het perceel kent nu nog een horecabestemming met een bouwvlak voor een hotel.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0009.jpg"

Afbeelding 2.7 Locatie 3A Schupse bos

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0010.jpg"

Afbeelding 2.8 Locatie 3A Schupse bos

2.2 Vigerende bestemmingsplannen

Op dit moment gelden voor locatie 1 – Juliahoeve twee bestemmingsplannen van de gemeente Veenendaal. Dit betreft het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan landelijk gebied” en het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan “landelijk gebied”, correctieve herziening””. Het eerste bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal op 23 januari 1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Utrecht op 7 juli 1992. Het tweede bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal op 19 november 1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Utrecht op 28 juni 1988. Daarnaast is voor het buitengebied van gemeente Veenendaal op 27 juni 2013 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Hier is het plangebied van Zandheuvelweg 5 buiten gelaten in verband met de voorbereiding van het inpassingsplan. In het vigerende bestemmingsplan heeft locatie 1 een agrarische bestemming.

Voor de locaties 2 – Bosje van Wartou, 3 – Eikelkamp en 3a – Schupse Bos is het bestemmingsplan “Rhenen buitengebied 2010” van de gemeente Rhenen het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Rhenen op 10 november 2011. Daarnaast is het bestemmingsplan “Rhenen buitengebied 2010, partiële herziening 2013” vastgesteld op 17 december 2013. Voor locatie 2 geldt nu nog de bestemming Bos. Voor locatie 3 geldt de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie met daarbij de aanduiding 'jeugdherberg'. Voor het Schupse bos, locatie 3A, geldt de bestemming Horeca.

Met onderhavig inpassingsplan zullen de vier gebieden wijzigen van bestemming.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van het plangebied. Het ruimtelijke beleid op de diverse schaalniveaus wordt besproken. De benoemde aandachtspunten zijn van belang voor het nieuwe inpassingsplan.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld d.d. 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Utrecht zijn de volgende opgaven van nationaal belang:

  • Het goed laten functioneren van de "draaischijf" Nederland (weg, spoorweg en vaarweg) inclusief een goed regionaal openbaar vervoer en het uitvoeren van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren (Lek en Neder-Rijn) van het Deltaprogramma;
  • Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV) en het indien nodig ruimtelijk accommoderen van de inzet van de regio op geothermie (waaronder warmtekoudeopslag) in de ondergrond;
  • Het op lange termijn stimuleren van regionale ontwikkeling van de A12-zone.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmings- en inpassingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en Hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Wat betreft de ecologische hoofdstructuur worden in titel 2.10 van het Barro enkele regels gesteld. Bij provinciale verordening dienen gebieden aangewezen te worden, die de ecologische hoofdstructuur vormen. Van die gebieden dienen de wezenlijke kenmerken en waarden te worden aangewezen. In de verordening dient een beschermingsregime te worden opgenomen. De bescherming geschiedt via het bestemmingsplan (of inpassingsplan).

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmings- en inpassingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Doorwerking plangebied

Het inpassingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. Het Barro heeft geen directe vloed op het inpassingsplan. Wel is er een indirecte werking. Immers het Barro verplicht provincies gebieden aan te wijzen die de ecologische hoofdstructuur vormen. Dit heeft de provincie Utrecht gedaan en delen van het plangebied van het inpassingsplan liggen binnen deze EHS. Verder in de toelichting komt dit aan de orde.

Anders omgaan met water, waterbeleid voor de 21ste Eeuw

Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben het Waterbeleid 21ste Eeuw (december 2000) ontwikkeld. Dit beleid springt in op het veranderende klimaat en de wateroverlast die daarvan het gevolg kan zijn, als er niks gebeurt. De kern van het waterbeleid is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Dit betekent dat er nu al maatregelen worden genomen om overlast in de toekomst te voorkomen. In het landschap en in de stad moet meer ruimte gemaakt worden om water op te slaan, bijvoorbeeld door het aanleggen van vijvers in woonwijken. De beleidsgedachte van Waterbeheer 21ste Eeuw (‘ruimte maken voor water’) is de basis van het waterbeheer op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan is in december 2015 vastgesteld. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. De beleidsvoornemens in het waterplan worden gepresenteerd in vijf thema’s: waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en gebiedsgerichte uitwerkingen van de grote wateren, Noordzee en Waddengebied. De beleidsdoelen van het Nationaal Waterplan worden verder uitgewerkt in het provinciale waterbeleid en de waterbeheerplannen van waterschappen. Hierin staan concrete uitgangspunten voor ruimtelijke plannen.

Doorwerking plangebied

In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de wateraspecten voor onderhavig inpassingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik is in oktober 2012 de “Ladder voor duurzame verstedelijking” geïntroduceerd (art 3.1.6 Bro). Hierbij is vastgelegd dat de toelichting bij een inpassingsplan waarbij een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt maakt, moet voldoen aan de volgende systematiek:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Voordat deze vragen beantwoord worden, dient eerst beoordeeld te worden of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Vanaf 12 woningen wordt een woningbouwontwikkeling door de Raad van State gezien als een stedelijke ontwikkeling.

Locatie 1 (Juliahoeve) en 2 (Bosje van Wartou)

Ten aanzien van de woningbouwontwikkeling bij de Juliahoeve en het Bosje van Wartou kan gesteld worden dat deze kleinschalige ontwikkeling niet gezien hoeft te worden als stedelijke ontwikkeling. Het gaat immers om de ontwikkeling van respectievelijk 3 woningen bij de Juliahoeve en 4 woningen bij het Bosje van Wartou.

Locatie 3 (Eikelkamp)

Ten aanzien van de ontwikkeling van het (zorg)hotel geldt dat in dit geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat het vigerende bestemmingsplan reeds een verblijfsrecreatieve functie toestaat. Het feit dat er in het vigerende bestemmingsplan een jeugdherberg is toegestaan en in dit inpassingsplan een (zorg)hotel brengt geen functiewijziging met zich mee.

Gezien het feit dat de ontwikkelingen die in dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt niet aangemerkt hoeven te worden als stedelijke ontwikkeling is het niet noodzakelijk de duurzaamheidsladder te doorlopen. Voor de volledigheid is voor de (zorg)hotelfunctie wel de (regionale) behoefte onderzocht (zie Bijlage 10) door de stappen van de ladder te doorlopen.

In de rapportage wordt geconcludeerd dat het beoogde initiatief op Landgoed Prattenburg inspeelt op de meest actuele trends en ontwikkelingen in de hotelbranche. De unieke locatiekenmerken binnen het Landschap Utrechtse Heuvelrug en de groeiende behoefte aan zorghotels maken een duurzame-exploitatie mogelijk. De zorgmarkt is een relatief nieuw segment binnen de hotelbranche en is een aantrekkelijk totaalconcept, ook om de zorgkosten van onnodig verblijf in ziekenhuizen te beperken. Daarbij wordt geconcludeerd dat er momenteel weinig zorghotels in de provincie Utrecht zijn.

Er zijn geen andere bouwmogelijkheden of leegstaande panden beschikbaar in of aansluitend aan het Nationaal Park De Utrechtse Heuvelrug met deze kwaliteit. Gelet op het beperkte hotelaanbod in de regio en het ontbreken van te koop staand aanbod in de provincie Utrecht, wordt niet verwacht dat de invulling van de beoogde locatie negatieve effecten oplevert voor het marktsegment in de regio.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) (vastgesteld d.d. 4 februari 2013) beschrijft de provincie hun ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Ze geven aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang achten, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geven aan dit beleid. Deels geven zij uitvoering aan hun beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) welke tegelijk met de PRS is opgesteld.

Bij het concretiseren van het ruimtelijk beleid heeft de provincie 2 prioritaire keuzes gemaakt; inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Dit zijn de twee hoofdkeuzes bij de concretisering, omdat deze opgaven het meest bijdragen aan hoe de provincie de leefbaarheid van hun grondgebied wil vergroten. Ze vormen de focus waarmee de provincie de hoofdlijnen van hun ruimtelijk beleid wil insteken. Vanuit de hoofdlijnen en prioritaire keuzes zijn er drie pijlers voor de ruimtelijke ontwikkeling; een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit.

Deze pijlers voor de ontwikkeling dragen bij aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de provincie. De samenhang in de fysieke leefomgeving is groot. Zo heeft de ontwikkeling van de landbouw vaak directe gevolgen voor natuur en landschap, en hebben de stedelijke ontwikkelingen directe gevolgen voor bereikbaarheid. Maar ook tussen de diverse opgaven voor stad, ommelanden en landelijk gebied is directe samenhang. Daar doorheen geweven zit het generieke belang van duurzaamheid. Een duurzame leefomgeving is ook een vestigingsfactor, naar verwachting één van toenemende betekenis. Om binnen deze samenhang een zorgvuldige ruimtelijke afweging te kunnen maken, past de provincie in hun ruimtelijk beleid de lagenbenadering toe.

Naast meer samenhang zal ook sprake zijn van een verschuiving van de ruimtelijke dynamiek. Deze zal zich steeds minder richten op groei en uitbreiding van de nu nog onbebouwde ruimte, en in toenemende mate op hergebruik en aanpassing van de bestaande ruimte. Het realiseren van ruimtelijke kwaliteit zal hier een nog belangrijkere opgave worden.

Op het moment van schrijven van deze toelichting is de provincie bezig met een herijking van de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening. Deze wordt naar verwachting eind 2016 door Provinciale Staten vastgesteld.

Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug

Met het oog op de waterwinningen voor drinkwater en de kwelstromen naar omliggende natuurgebieden beschermt de provincie de grondwaterkwaliteit in het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. Er moet worden voorkomen dat binnen dit gebied ruimtelijke plannen een verslechtering van de grondwaterkwaliteit veroorzaken. Gemeenten moeten in hun bestemmingsplan regels opnemen ter bescherming van het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug.

Overstroombaar gebied

Grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. De provincie wil overstromingen voorkomen. Maar als het toch misgaat, willen ze wel goed voorbereid zijn. Het is belangrijk dat kwetsbare en vitale objecten en grootschalige woonwijken en bedrijventerreinen bestand zijn tegen overstromingen. Voor buitendijkse gebieden geldt dit ook voor kleinschalige woonwijken en bedrijventerreinen. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. Daarom verplicht de provincie bij nieuwe bouwlocaties en nieuw grondgebruik in het ruimtelijk plan aan te geven hoe rekening gehouden wordt met randvoorwaarden vanuit waterveiligheid (overstromingsrisico’s).

CHS - Archeologie

De provincie Utrecht kent een grote cultuurhistorische variatie. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Het beleid van de provincie richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn vraagt de provincie aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Het aantal en de rijke schakering aan buitenplaatsen en landgoederen is beeldbepalend voor de provincie Utrecht. De buitenplaatsen zijn belangrijke kwaliteitsdragers in hun gebied en hebben een economische waarde in de vrijetijdseconomie.

Landschap Utrechtse Heuvelrug

Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug, waar Landgoed Prattenburg onderdeel van uitmaakt, dienen de volgende kernkwaliteiten behouden te blijven en versterkt te worden:

  • 1. robuuste eenheid;
  • 2. reliëfbeleving;
  • 3. extreme historische gelaagdheid.

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de Utrechtse Heuvelrug verschillende accenten. Een uitgebreidere beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten zijn opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.

Ontwikkeling van de kwaliteit van het landelijk gebied is gewenst omdat deze bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De behoefte aan een aantrekkelijk landelijk gebied wordt versterkt door de vraag naar een tegenhanger voor de grote binnenstedelijke opgave. Uiteraard is daarbij belangrijk dat stad en land goed met elkaar zijn verbonden.

De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. De door ons voorgestane ontwikkeling richt zich op behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Deze kwaliteiten sluiten vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap. De provincie Utrecht wil de cultuurhistorische kwaliteiten van vooral de landgoederen en buitenplaatsen, het militaire erfgoed en het agrarisch cultuurlandschap behouden, versterken en beleefbaar maken.

Bij ontwikkelingen in het landschap van de Utrechtse Heuvelrug vraagt de provincie aandacht voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex. Vanwege het reliëf en de overige kwaliteiten van de Heuvelrug wil de provincie in dit gebied geen grootschalige ontgrondingen. Kleinschalige ontgrondingen voor natuurontwikkeling of recreatieve ontwikkeling zijn wel mogelijk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten. De voorgenomen ontwikkelingen doen geen afbreuk aan de landschappelijke waarden vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkelingen en het feit dat landschappelijke inpassing een voorwaarde is voor het bouwen van de nieuwe woningen en het hotel. Daarnaast is in de structuurvisie opgenomen dat de provincie wil inzetten op het behouden van haar landgoederen. Daarbij wordt in de structuurvisie ook aangegeven dat het noodzakelijk is dat er economische dragers worden gevonden voor de instandhouding van de landgoederen.

Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van die EHS. De provincie wil de EHS in Utrecht behouden en verder ontwikkelen. Hiervoor beschermen zij deze gebieden en willen zij tot 2021 1.500 ha nieuwe natuurgebieden realiseren. De provincie zorgt er voor dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden leidt. Dit doen zij via het beschermingsregime 'nee,tenzij'. Onder voorwaarden worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij het functioneren van de EHS niet wordt aangetast of zelfs wordt verbeterd. Gedeputeerde Staten kunnen een gebied grenzend aan de 'Ecologische Hoofdstructuur' aanwijzen als 'Ecologische Hoofdstructuur' waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur, wanneer de nieuwe natuur is vastgelegd in een ruimtelijk plan. De volgende instrumenten zijn beschikbaar:

  • Uitbreiding van geringe omvang bij bestaande functies. Kleinschalige ontwikkelingen in de EHS zijn mogelijk mits ze aansluiten aan een bestaande andere functie en ze op al verstoord terrein plaats vinden.
  • Plussen en minnen / mitigeren. Het negatieve effect van een ontwikkeling kan met voor natuur positieve ingrepen worden opgeheven zodat er geen sprake is van een significante aantasting van de EHS.
  • Herbegrenzing van de EHS. Bij kleinschalige ontwikkelingen kan het instrument herbegrenzing worden ingezet, mits dit leidt tot een gelijkwaardige of betere kwaliteit van de EHS.
  • Saldobenadering. Toe te passen bij een combinatie van ontwikkelingen die in een gezamenlijk ruimtelijk plan worden opgepakt en die per saldo een meerwaarde voor natuur opleveren.

Slechts een van de locaties waar een ontwikkeling plaats gaat vinden, ligt binnen de grenzen van de EHS. Het gaat om het mogelijk maken van een hotel op de locatie waar een aantal jaren een Stay Okay hostel heeft gezeten. Het hotel wordt binnen het bouwvlak van het hostel gerealiseerd, waardoor er geen EHS verloren gaat en er slechts gebouwd wordt op reeds verstoord terrein. Er wordt minder bebouwingsoppervlakte toegestaan dan aanwezig was ten tijde van de Stay Okay. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op de mogelijke ecologische waarden die in het plangebied aanwezig zijn en op welke wijze er rekening wordt gehouden met deze ecologische waarden.

Locatie 3A Schupse bos is ook onderdeel van de EHS, maar hier wordt geen ontwikkeling toegestaan die nadelig zou kunnen zijn voor de EHS. De locatie is momenteel bestemd als horeca ten behoeve van een hotel en wordt in dit plan bestemd als bos en op die manier teruggegeven aan de natuur.

Landbouwgebied

In de landbouwgebieden bevindt zich vooral melkveehouderij en (koudegrond) fruitteelt. Deze biedt de provincie binnen voorwaarden van milieu, biodiversiteit en landschap voldoende groeiruimte. In de landbouwgebieden is landbouw de hoofdgebruiker, maar vindt ook menging met andere functies plaats. Het beleid voor andere dan agrarische functies is vooral gericht op landschappelijke en recreatieve kwaliteit van deze gebieden en op het realiseren van natuur in groene contourgebieden en van recreatie in recreatiezones. De blijvende landbouw mag in haar functioneren geen hinder ondervinden van de natuur- en recreatieontwikkeling in deze gebieden.

Eerste partiële herziening Structuurvisie

Op 10 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) en de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph) vastgesteld. In de PRSph zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie, windenergie, cultuurhistorie (kaart), rode contouren Utrecht en Rhenen, ecologische hoofdstructuur (EHS), militair oefenterrein met natuurwaarden en stiltegebieden. Voor windenergie is er ook een aanvulling op de bijlage bij de planMER voor de PRS opgesteld. In de PRVph zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie en windenergie, cultuurhistorie, rode contouren Utrecht en Rhenen, EHS en groene contour en enkele technische aanpassingen.

Tweede partiële herziening Structuurvisie

Op 3 november 2014 hebben Provinciale Staten de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. Hierin is de windenergielocatie te Lage Weide (gemeente Utrecht) geschrapt als specifiek benoemd zoekgebied. In de Verordening is onder meer het artikel om meer ruimte te bieden voor de productie van duurzame energie (artikel 2.9a) aangepast, om dit beleid juridisch te borgen in de regels. Daarnaast zijn de artikelen rond de definitie van stedelijk gebied en het artikel landschappelijke kwaliteit aangevuld.

Doorwerking plangebied

De vier locaties liggen in het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. Locatie 1 ligt daarnaast ook in overstroombaar gebied. De voorgestane ontwikkelingen zijn van dien aard, dat er geen sprake is van invloed op de grondwaterkwaliteit en ook niet van een toename van het overstromingsrisico (van belang voor locatie 1). In de watertoets (zie paragraaf 5.9 en Bijlage 7) wordt aangegeven dat er geen sprake zal zijn van verontreiniging van grondwater. De vier locaties liggen binnen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur – Archeologie. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan. Door middel van een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en ‘Waarde – Archeologie – 2’ worden de archeologische waarden in voldoende mate beschermd (zie ook paragraaf 6.2).

De vier locaties liggen binnen Landschap Utrechtse Heuvelrug. De ontwikkelingen binnen de locaties tasten de landschappelijke waarden echter niet aan. In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan. Door middel van een dubbelbestemming ‘Waarde – Landgoed’ worden de cultuurhistorische en landschappelijke waarden ook in de toekomst beschermd (zie ook paragraaf 6.2).

Locatie 3 – Eikelkamp en locatie 3A – Schupse Bos liggen daarnaast binnen de EHS. De ontwikkelingen binnen deze locaties tasten de ecologische waarden niet aan, deze worden daar juist door versterkt. In paragraaf 5.6 wordt hier nader op ingegaan. Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat de voorgestane ontwikkelingen die met onderhavig inpassingsplan mogelijk worden gemaakt op deze locaties, in lijn zijn met het provinciale beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.

Het inpassingsplan dient het belang van een landelijk gebied met kwaliteit en meer specifiek tot behoud en versterking van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur en het behoud van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden.

Provinciale verordening

Doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) (vastgesteld d.d. 4 februari 2013) is om een aantal provinciale belangen (zoals verwoord in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie) te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, stellen Provinciale Staten regels omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van een aantal ruimtelijke plannen.

De volgende regels uit de PRV zijn - naar analogie voor bestemmingsplannen - in beginsel ook van belang voor onderhavig inpassingsplan:

  • Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen.
  • De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.
  • Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de voorwaarde dat de cultuurhistorische waarde van het bekende en verwachte archeologisch erfgoed wordt behouden en versterkt.
  • De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan. Bij de beschrijving van de verschillende waarden wordt gebruik gemaakt van de bijlage Cultuurhistorie van de verordening.
  • De toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van relatief grote verkeerseffecten, wordt een mobiliteitstoets zoals beschreven in bijlage Mobiliteitstoets van de verordening uitgevoerd.
  • Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die verstedelijking toestaan, tenzij de ruimtelijke ontwikkelingen betrekking hebben op en in overeenstemming zijn met specifieke artikelen zoals artikel 2.10 Cultuurhistorische hoofdstructuur, 4.11 Ecologische hoofdstructuur, en 4.12 Groene contour.
  • Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap van de verordening (voor Utrechtse Heuvelrug zijn dit: robuuste eenheid, reliëfbeleving en extreme historische gelaagdheid). De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan.
  • Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen.
  • Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, tenzij:
    • 1. er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken;
    • 2. negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:
      • a. compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep;
      • b. het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij verzekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd;
      • c. de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken.
    • 3. voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd.
  • De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden.

Doorwerking plangebied

In de onderhavige toelichting van het inpassingsplan en in de bijbehorende regels is rekening gehouden met bovenstaande regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening en voor zover relevant toegepast.

Bodem-, water- en milieuplan 2016-2021 (ontwerp)

Het bodem-, water en milieuplan is op 6 december 2015 vrijgegeven als ontwerp. In dit beleidsplan wordt per thema aangegeven op welke manier de provincie invulling geeft aan haar beleid op het gebied van water, bodem en milieu.

In de strategische agenda 2011-2015 richtte de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in onze provincie. Een provincie met krachtige steden en dorpen en een vitaal landelijk gebied. Deze aantrekkelijkheid wordt gecombineerd met een sterke economische positie.

Met het ontwerp Bodem-, Water en Milieuplan wordt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vastgesteld voor de periode 2016-2021. Dit gebeurt aan de hand van vier prioriteiten:

  • Waterveiligheid en wateroverlast;
  • Schoon en voldoende oppervlaktewater;
  • Ondergrond;
  • Leefkwaliteit stedelijk gebied.

De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van dit plan.

Doorwerking plangebied

In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de wateraspecten voor onderhavig inpassingsplan.

3.4 Regionaal beleid

Waterbeheersplan 2010-2015

Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Vallei en Veluwe beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die zij in die periode wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe het waterschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer. Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.

Doorwerking plangebied

In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de wateraspecten voor onderhavig inpassingsplan.

Gebiedsvisie regio FoodValley

Regio FoodValley streeft naar een regio die concurrerend, bereikbaar, leefbaar en inspirerend is. Om dit te bereiken wil de Regio een aantrekkelijk vestigingsklimaat creëren en een inspirerende kennisregio in Europa zijn. Ook het Rijk beschouwt de FoodValley regio als van nationale betekenis. Regio FoodValley wil met de Gebiedsvisie Regio FoodValley laten zien hoe de regio zich in de toekomst op het vlak van ruimte en economie wil ontwikkelen.

In de Gebiedsvisie Regio FoodValley staan de gezamenlijke ambities en opgaven beschreven. Het vertrekpunt van de beleidsvisie richt zich op zes focusthema’s:

  • faciliteren van bedrijven;
  • relatie onderwijs en arbeidsmarkt;
  • mobiliteit en bereikbaarheid;
  • afstemmen regionale woningmarkt;
  • vernieuwing landbouw;
  • leefomgeving;

Naast deze door het regiobestuur vastgestelde focusthema’s kwam uit het brede proces naar voren dat de volgende onderwerpen niet mogen ontbreken in een Gebiedsvisie, te weten:

  • duurzaamheid;
  • recreatie & cultuurhistorie.

Ten aanzien van wonen wordt in de gebiedsvisie met name ingegaan op het belang van levensloopbestendige woningen en de mogelijkheid tot het realiseren van (al dan niet tijdelijke) matelzorgwoningen.

Ten aanzien van recreatie en cultuurhistorie zet de regio in op het realiseren van nieuwe recreatieve verbindingen en routes op de recreatie te stimuleren. Het inzetten van cultuurhistorie om de identiteit van de regio zichtbaar en beleefbaar te maken hoort daar onlosmakelijk bij.

Doorwerking plangebied

In dit inpassingsplan wordt gestreefd naar woningen die op de lange termijn duurzaam in stand gehouden moeten worden. Dit sluit aan bij de gebiedsvisie waar gestreefd wordt naar zoveel mogelijk levensloopbestendige woningen.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Gemeente Veenendaal

Het beleid van gemeente Veenendaal is alleen van toepassing op locatie 1 – Juliahoeve, aangezien deze het enige deelgebied binnen het grondgebied van gemeente Veenendaal is.

Landschapsontwikkelingsplan

Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2007 geeft een visie op de gewenste ontwikkeling van het landschap voor de volgende 10 jaar. De visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma, waarin een groot aantal projecten is opgenomen. Doel is deze projecten de komende 10 jaar gefaseerd te realiseren. Het LOP biedt handvatten om op vrijwillige basis het landschap te verbeteren.

Daarnaast dient het (als een van de) toetsingskader(s) op het moment dat zich een ontwikkeling voordoet, waarvoor een wijzigings- of bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen. De landschappelijke waarden die het landschapsontwikkelingsplan beschrijft, dienen vastgelegd te worden in het bestemmingsplan. Dit kan door middel van bestemmingen (Groen, Natuur, etc.) en door het verplicht stellen van omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden. Langs die weg is het bijvoorbeeld mogelijk houtwallen niet zonder meer te laten verdwijnen en te eisen dat ze, nadat werkzaamheden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld weer terugkeren.

De visie gaat uit van relaties met de regio en de nodige samenwerking met buurgemeenten en particulieren om de visie uit te voeren.

  • het versterken van de identiteit van de verschillende deelgebieden en voorkomende landschapstypen;
  • behouden en ontwikkelen van natuurwaarden en ecologische verbindingszones;
  • kansen bieden voor verbreding en functieverandering van agrarische bedrijven;
  • duurzaam waterbeheer, met opgaven voor lokale en regionale waterberging;

Bij grotere ingrepen wordt een 'groene compensatie' gevraagd;

  • versterken van de cultuurhistorische waarden en ontstaansgeschiedenis, in het bijzonder van de Grebbelinie;
  • versterken van het recreatief netwerk, in routes en kleinschalige ondersteunende voorzieningen;
  • ruimte geven aan groene functies in de omgeving van de Middelbuurtseweg;
  • aandacht voor beeldkwaliteit van bebouwing en erven.

Doorwerking plangebied

Herontwikkeling van een voormalig agrarisch erf past binnen de doelstelling van het LOP, waarbij kansen worden gezien voor functieverandering van deze locaties.

Strategische visie Veenendaal 2025

Een van de kwaliteitspijlers zoals genoemd in de Strategische visie Veenendaal 2025 (2007) is "Herkenbare stadslandschappen". Dit betekent:

  • De prachtige natuur in de omgeving meer laten doorschemeren in Veenendaal;
  • Een duidelijker positie van Veenendaal op natuurroutes en het gezicht meer naar het groen brengen;
  • De Grift een duidelijke plek geven in Veenendaal (zoals aan de rand bij bijv. de Rode Haan).

De ambitie voor de komende 18 jaar is: "het aanwezige groen behouden waar mensen het gebruiken en waarderen. Een betere benutting van de ligging tussen de mooiste natuurgebieden. Rechtstreekse verbindingen vanuit het centrum en de wijken naar de omgeving. Ook in regionaal verband moet de mooie ligging van Veenendaal tussen de Heuvelrug, de Veluwe en het Binnenveld worden uitgebuit. Veenendaal wil daarmee haar groene en blauwe recreatieve functie versterken.

De acties die hieruit volgen zijn:

  • De groene omgeving meer de stad in halen;
  • Betere ontsluiting van Binnenveld en Heuvelrug met fiets-, kano-, en wandelroutes;
  • "Groene arrangementen" stimuleren in samenwerking met VVV en hotels om verblijfsrecreatie in Veenendaal uit te bouwen;
  • Nieuwe recreatieve functies in het buitengebied ontwikkelen met de regionale partners;
  • Potenties van Grebbelinie.

Doorwerking plangebied

Binnen het plangebied worden enkele woningen ontwikkeld op de locatie van een voormalig agrarisch bedrijf. Het beleid uit de Strategische visie Veenendaal 2025 is daarop niet van invloed en andersom zijn de voorgestane ontwikkelingen niet in strijd met het beleid uit de visie.

Structuurvisie Veenendaal 2025

De Structuurvisie Veenendaal 2025 is op 5 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal. De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en verkeerskundige visie op Veenendaal in 2025. De visie geeft de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling weer:

  • Zichtbare en sterke historische identiteit;
  • Woon- en werkgebieden met eigen karakters;
  • Heldere routes met duidelijke entrees;
  • Brandpunten in de stad;
  • Groene stad;
  • Aantrekkelijke woonwijken;
  • Goed gebruik van beschikbare ruimte;
  • Bereikbare economische gebieden;
  • Een fietsende stad;
  • Goed openbaar vervoer.

Voor de locatie Zandheuvelweg 5 geldt dat het gebied is aangegeven als:

Zoekgebied Landschapsontwikkeling

Aan de randen van de stad liggen verschillende groengebieden. Zeker in deze randgebieden is, om verrommeling te voorkomen, verdere versterking van de landschappelijke kwaliteiten gewenst en het buitengebied beter bereikbaar maken voor fietsers en voetgangers. Het vastgestelde landschapsontwikkelingsplan is hierbij leidend.

Zoekgebied begraafplaats

Dit speelt pas na 2030. Als de huidige begraafplaats vol is, zal moeten worden uitgeweken naar een andere locatie. De stadsrandzones bij de Dijkstraat en Middelbuurtseweg zijn als mogelijke zoekgebieden in beeld.

Doorwerking plangebied

Binnen het plangebied worden enkele woningen ontwikkeld op de locatie van een voormalig agrarisch bedrijf. Het beleid uit de Structuurvisie Veenendaal 2025 is daarop niet van invloed en andersom zijn de voorgestane ontwikkelingen niet in strijd met het beleid uit de visie.

Waterplan Veenendaal 2006

Het waterplan is gezamenlijk met het Waterschap Vallei & Eem en het Waterleidingbedrijf Vitens opgesteld. De doelstelling van het Waterplan is: het komen tot een duurzaam en integraal waterbeheer in Veenendaal, gericht op het behouden en versterken van de functies en kwaliteiten van het water in al zijn facetten voor de langere termijn.

Tevens is aangegeven dat er grofweg 4-8 hectare extra waterberging nodig is. Een bureau is gevraagd dit nader te onderzoeken. Het onderzoek is inmiddels nagenoeg afgerond. Het lijkt erop dat binnen de gemeente Veenendaal toch geen extra waterberging noodzakelijk is. Hierover wordt nog overlegd met het Waterschap.

Doorwerking plangebied

In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de wateraspecten voor onderhavig inpassingsplan.

Bestemmingsplan Buitengebied 2013

Het gebied rondom de Juliahoeve ligt in bestemmingsplan Buitengebied en is bestemd als 'Agrarisch met waarden', met de aanduiding coulisselandschap en karakteristiek verkavelingspatroon. Verder geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en ligt het perceel binnen extensiveringsgebied.

Coulisselandschap

Op de flank van de Heuvelrug, zowel ten zuiden van de Dijkstraat als rond de Middelbuurtseweg is sprake van een coulisselandschap. Restanten van houtwallen accentueren de structuur met zijn lange kavels haaks op de Heuvelrug. Hierdoor is een bijzondere structuur aanwezig waarin open ruimtes worden omzoomd door houtwallen. Op deze manier is een zogenaamde 'kamerstructuur' ontstaan.

Gestreefd wordt naar behoud én versterking van dit landschap. Het aanbrengen van houtwallen is passend, mits het de noordzuidrichting benadrukt en de kamerstructuur versterkt.

Op enkele plaatsen grenst het landelijk gebied tot aan de Dijkstraat. Dit zijn waardevolle doorzichten naar het achterliggende gebied om te behouden.

De houtwallen zijn apart bestemd als 'Bos'.

Karakteristiek verkavelingspatroon

Gebieden met een karakteristiek verkavelingspatroon zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol, omdat het aanwezige verkavelingspatroon slechts weinig veranderd is. Dit geldt met name voor het gebied ten zuiden van de Dijkstraat en het gebied rond de Middelbuurtseweg. Hier is het verkavelingspatroon loodrecht op de heuvelrug in de vorm van langgerekte smalle slagen nog duidelijk zichtbaar.

Wonen

Voor de bestemming wonen van het bestemmingsplan Buitengebied geldt dat woningen een maximale inhoud hebben van 600 m3. De bijgebouwen mogen gezamenlijk maximaal 50 m2 zijn tenzij bestaand meer aanwezig is. De regeling in dit inpassingsplan sluit aan bij de regelingen die voor het omringende gebied geldt zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Veenendaal.

3.5.2 Gemeente Rhenen

Het beleid van gemeente Rhenen is van toepassing op locatie 2 - Bosje van Wartou locatie 3 - Eikelkamp en locatie 3A - Schupse Bos, aangezien deze deelgebieden binnen het grondgebied van gemeente Rhenen gesitueerd zijn. Op deze locaties is momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 2010 van de gemeente van kracht. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 2.2.

Het is van belang om de ruimtelijke koers voor een gebied te bepalen en vervolgens de ambities van de gemeente te verbeelden. De gemeente Rhenen beschikt over vele ambities op het vlak van de ruimtelijke ordening:

  • een groene gemeente waar het goed recreëren is;
  • een gemeente die primair bouwt voor de eigen woningbehoefte met woningbouw die past bij schaal en karakter van de drie kernen;
  • behoud en versterking van de hoge kwaliteit van het buitengebied;
  • benutten van de kansen voor de landbouw, de natuur en het landschap.

De gemeente Rhenen heeft de afgelopen jaren deze ambities in diverse visies en plannen opgenomen en vastgelegd zoals in het Beleids- en actieplan Toerisme en Recreatie, de stedenbouwkundige structuurvisie, de Woonvisie en Verkeersstructuurplan gemeente Rhenen en het Landschap ontwikkelingsplan Binnenveld.

Op 15 oktober 2013 is de geactualiseerde Woonvisie van de gemeente Rheden vastgesteld. Nieuwe initiatieven of mogelijkheden om te bouwen worden getoetst aan een aantal criteria. Van groot belang is natuurlijk dat het bouwprogramma aansluit bij de marktopnamecapacititeit. Primair ligt hiervoor de verantwoordelijkheid bij de ontwikkelende partij. Zij moet aansluiting vinden bij de markt (de vragers). Een aantal uit-gangspunten, zoals die in deze Woonvisie worden benoemd, is vertaald in toetsingscriteria.

De bestaande bos- en natuurgebieden zijn in het bestemmingsplan Buitengebied 2010 ingepast. Het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug, en daarmee ook de gronden van Landgoed Prattenburg, is een gebied met grote landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zowel op de stuwwal, als op de flanken, waar in beide gevallen ook aardkundige en archeologische waarden liggen, als in de lager gelegen gebieden is er sprake van grote landschappelijke kwaliteit. Het gebied is tevens aangewezen als Nationaal Park. Het behoud van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden is uitgangspunt voor dit gebied. De cultuurhistorische waarden van het gebied bieden goede mogelijkheden voor versterking van de recreatieve beleving. Ontwikkelingen zijn mogelijk op het gebied van extensieve recreatie en natuurrecreatie. De gemeente zal zich inzetten op het behouden, versterken en tevens het verder ontwikkelen van de toeristisch-recreatieve sector.

Beleids- en Actieplan Recreatie en Toerisme gemeente Rhenen

De gemeenteraad van Rhenen heeft medio 2009 het Beleids- en Actieplan Recreatie en Toerisme gemeente Rhenen (BAP) vastgesteld. Eén van de gewenste projecten daarin is het realiseren van een hotelaccommodatie. Tegelijkertijd speelde destijds het aankomende vertrek van de jeugdherberg Stay Okay, daarmee verloor Rhenen een landelijke trekker.

In het BAP wordt daarom een afzonderlijk punt benoemd: behoud Stay Okay Elst, eventueel elders in de gemeente Rhenen. Ook is de ambitie geformuleerd om van de 13e plek in de provincie Utrecht met betrekking tot het aantal overnachtingen door te groeien naar een plek tussen de 5 en 10.

Hoofdstuk 4 Toekomstige situatie

Voor een duurzame instandhouding van het landgoed Prattenburg als cultureel erfgoed is het van belang dat het landgoed beschikt over voldoende economische dragers om zelfredzaam te zijn. Middels de ontwikkelingen die hieronder beschreven gaan worden zijn er voldoende economische dragers gevonden om het landgoed duurzaam in stand te kunnen houden. Hieronder wordt per locatie weergegeven welke ontwikkeling er beoogd is.

4.1 Locatie 1 Juliahoeve

Vanwege de slechte bouwkundige staat van de Juliahoeve zal deze gesloopt worden. Wel is er vanuit de commissie Welstand en Monumenten van de gemeente Veenendaal aangegeven dat het gebied duidelijke stedenbouwkundige waarden heeft voor het omliggende landschap. Het vormt de drager van het karakter van het gebied. Gelet op deze waarden zal de ontwikkeling van drie woningen op deze locatie stedenbouwkundig en landschappelijk ingepast worden. Er zal een woning terug gebouwd worden op de (exacte) locatie van de Juliahoeve. De andere twee woningen en kapschuur zullen verder terug op het kavel worden gebouwd. Hiermee blijft de historische opbouw met de ligging van de woning evenwijdig aan de weg behouden. Daarbij komt de nokrichting, net als in de huidige situatie, parallel aan de Zandheuvelweg te liggen.

Het boerenerf als uitgangspunt

De bedoeling is dat op deze locatie 3 woningen worden gerealiseerd. Bij bebouwing in de vorm van (voormalige) boerderijen is de huidige onderlinge samenhang tussen de gebouwen, opstallen en de relatie met de tuin en erfbeplanting maatgevend. Het gaat hierbij zowel om de verschijningsvorm als om de plaatsing van de gebouwen ten opzichte van elkaar (compositie). Gelet op het agrarisch en landschappelijk waardevolle karakter van het gebied heeft clusteren van nieuwbouw rond dit erf de voorkeur, om zo de agrarische uitstraling te behouden.

De (nieuwe) 'boerderijwoning' is als ankerpunt naar de weg gericht in een groene woonzone. De overige nieuwbouw is qua uitstraling en positionering ondergeschikt aan de boerderijwoning en ligt op het achtergelegen erf. Deze bebouwing is aan te duiden als "schuurwoningen".

Bijgebouwen, zoals schuur en garage, worden in een gezamenlijk gebouw (kapschuur) opgenomen. Hierdoor ontstaat een gezamenlijk "binnenerf". Terughoudendheid met het plaatsen van schuurtjes en overkappingen aan de buitenkant van dat erf is wenselijk. Daarnaast is het belangrijk dat het erf in één keer ontwikkeld en in samenhang ontworpen wordt.

Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Behoud en versterking van de bestaande houtwallen (deze liggen deels buiten het plangebied van onderhavig inpassingsplan);
  • Zoveel mogelijk behouden en versterken van de bestaande beplanting (beukenhaag) langs de Zandheuvelweg;
  • Eén woning als 'ankerpunt' aan de Zandheuvelweg en de anderen erachter gesitueerd;
  • Bij de nieuwe ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met aspecten van de oude Juliahoeve: het volume, de ligging evenwijdig aan de weg en de historische opbouw (de woning is een latere toevoeging aan het stalgedeelte en heeft een andere vorm en stijl) als uitgangspunt te worden genomen;
  • Ontsluiting aan de oostzijde en parkeren op eigen terrein;
  • Er zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan met een maximale inhoud van 600 m3, met een maximale nokhoogte van 8 meter en goothoogte 3,5 meter;
  • Binnen het bouwvlak is één vrijstaand bijgebouw van 150 m2 toegestaan;
  • Alleen groene erf- en perceelsafscheidingen zijn toegestaan.

Onderstaande schets laat een impressie zien van de mogelijke invulling van het kavel van de Juliahoeve.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0011.jpg"

Afbeelding 4.1 Stedenbouwkundige impressie invulling kavel Juliahoeve

Op de locatie zijn aan de oost- en westzijde houtwallen aanwezig. Deze houtwallen worden beschermd en dienen behouden en in stand gehouden te worden. Daarnaast bevindt zich aan de noordzijde van het kavel (tegen de Zandheuvelweg) een karakteristieke haag. Deze haag zal zoveel mogelijk behouden blijven.

Gestreefd wordt naar versterking van de langgerekte kavelstructuur en de versterken van de bestaande houtwallen structuur. Rond het perceel zijn daarom extra groene zones aangegeven om de houtwallen verder te versterken en een landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing te creëren. Ook aan de voorzijde is een groene zone aangegeven. De beukenhaag langs de straat dient behouden te blijven evenals de als 'waardevolle boom' aangewezen kastanje die op het erf staat.

Om aan te sluiten bij het landschappelijke karakter dienen groene erf- en perceelsafscheidingen toegepast te worden. Aan de achterzijde van het erf loopt het erf geleidelijk over in open agrarisch gebied. De landschappelijke inpassing dient bij de ontwikkeling te worden uitgewerkt in een inrichtingsplan.

4.2 Locatie 2 Bosje van Wartou

Het bosje van Wartou zal deels plaats maken voor nieuwe woningen. Binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak zijn maximaal 4 woningen toegestaan. Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Respecteren van de nabijgelegen EHS, door het behoud van de bosrand rondom de woonbestemming;
  • Parkeren op eigen terrein, maar niet in de bosomranding van het perceel;
  • Er zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan met een grondoppervlakte van maximaal 120 m2 en een maximale inhoud van 600 m3;
  • Per woning is één bijgebouw van maximaal 80 m2 per bijgebouw toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0012.jpg"

Afbeelding 4.2 impressie invulling Bosje van Wartou

Ten behoeve van de realisatie van de woningen zal het bestaande bos deels gekapt moeten worden. Op grond van de Boswet dient dit gecompenseerd te worden. Voor de compensatie geldt dat er zoveel gecompenseerd moet worden als er gekapt wordt. Op dit moment is het niet exact te bepalen hoeveel bomen gekapt gaan worden, maar in oppervlakte is een berekening gemaakt van de maximaal te kappen oppervlakte. Het betreft de oppervlakte van de gehele bestemming wonen zoals deze is ingetekend in de verbeelding. De oppervlakte van deze bestemming is 6911 m2. Er zal dan ook 6911 m2 bos gecompenseerd worden binnen de grenzen van het landgoed. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die zegt dat de bomen gecompenseerd moeten zijn binnen drie jaar na de kap van de bomen. Dit sluit aan bij de bepalingen uit de Boswet.

Rondom de woningen zal een bosrand van minimaal 10 meter breed behouden blijven. Deze bosrand wordt voorzien van een onderetage van dichte begroeiing. In de rand zullen zowel naaldbomen als loofbomen en struiken worden geplant die binnen enige jaren voor meer beschutting zullen zorgen. Hiermee wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing van de woningen.

4.3 Locatie 3 Eikelkamp

Op de locatie van het voormalige Stay Okay hostel zal een (zorg)hotel gerealiseerd worden. De volgende randvoorwaarden zijn uitgangspunt voor het (zorg)hotel:

  • Landschappelijk (zorg)hotel in boslocatie;
  • (Zorg)hotel binnen het bouwvlak realiseren, met een maximum bebouwd oppervlak van 1900 m2 (exclusief parkeerplaatsen);
  • Maximaal 140 kamers;
  • Bouwhoogte 11 meter; waarbij geldt dat ondergeschikte bouwdelen zoals technische installaties en liftschachten boven de bouwhoogte uit mogen komen.

Door de ligging in de EHS op het landgoed beschikt het hotel over een unieke locatie. Daarnaast is er landelijk gezien een trend te zien waarbij de vraag naar een zorghotel toeneemt. Steeds meer mensen hebben behoefte aan een hoogwaardige (semi)zorgvoorziening waar men na een ziekenhuisopname verder kan revalideren.

Naast het hotel zal op deze locatie het bestaande open luchttheater gehandhaafd blijven. In de planregels is aangegeven hoeveel evenementen per jaar hier zijn toegestaan en hoeveel bezoekers er maximaal aanwezig mogen zijn.

Daarnaast is het de wens van de eigenaren van het landgoed om een bomenkathedraal te realiseren. Op de locatie zal ruimte gereserveerd worden voor de realisatie van de bomenkathedraal. Oogmerk is om enkele honderden inheemse bomen (zoals eiken, beuken, etc.) te planten in de vorm van een kathedraal. Door de toppen van de bomen naar elkaar toe te buigen ontstaat een ontworpen lege ruimte, die een groene overkapping vormt en – als het ware - beschutting biedt aan de bezoekers en de gebruikers. Als uitgangspunt voor de plattegrond van de kathedraal is gekozen voor de maatvoering van de Cunerakerk in Rhenen. De verhouding in die maatvoering zal vertrekpunt zijn voor de keuze van de grootte van de bomenkathedraal. De te planten bomen dienen een monumentaal karakter te hebben of te kunnen krijgen. De bomen dienen zoveel mogelijk de volgende kenmerken te bezitten: beeldbepalend, cultuurhistorische waarde, dendrochronologische waarde, ecologische waarde en natuurwaarde.

De functie van de bomenkathedraal is meerledig. De kathedraal is geschikt als plek voor ceremoniële plechtigheden. Dit kan een huwelijksvoltrekking zijn, maar ook een uitvaart. De kathedraal kan ook fungeren als groene buitenruimte. De beoogde functies hebben als gemeenschappelijk kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een entourage, die bewust maakt van rust, ruimte, stilte en sereniteit van de Eikelkamp. De belevenis daarvan staat centraal.

Gelet op de ligging van de locatie Eikelkamp in de EHS zijn er wel grenzen gesteld aan het gebruik van de bomenkathedraal en het open luchttheater voor evenementen. Dit om er voor te zorgen dat de evenementen kleinschalig van aard en omvang zijn. Deze grenzen zijn:

  • Maximaal vijf evenementen per jaar;
  • Geen evenementen in het broedseizoen (het broedseizoen is de periode van 15 maart tot 15 juli);
  • De maximale duur van een evenement is maximaal 1 dag;
  • Geen nachtelijke activiteiten;
  • Maximaal 150 bezoekers per evenement;
  • Parkeergelegenheid op eigen terrein aan de voorzijde van het terrein, nabij de Veenendaalsestraatweg;
  • Voorzieningen, die nodig zijn voor het kunnen uitoefenen van de functies, hebben een tijdelijk karakter. Per plechtigheid, ceremonie of voorstelling wordt opgetuigd (1 dag voor het evenement) en opgeruimd (1 dag na het evenement) Er vindt geen opslag van faciliteiten (zoals sanitaire units, meubilair, apparatuur, etc.) op het terrein plaats;
  • Versterkt geluid is niet toegestaan bij de evenementen.

De gemeente Rhenen maakt een zelfstandige beoordeling van de benodigde evenementenvergunningen voor activiteiten in de bomenkathedraal en/of het openluchttheater.

4.4 Locatie 3A Schupse Bos

Op deze locatie rust nu een bestemming Horeca met een bouwvlak. Deze bestemming wordt er afgehaald en vervangen door de bestemming ‘Bos’. Zo blijft dit gebied ook behouden voor de natuur. Op deze locatie zal op termijn boscompensatie kunnen plaatsvinden in verband met de toekomstige ontwikkeling van allurepark De Thijmse Berg.

4.5 Bebouwing

Het is wenselijk om de ontwikkelingen die hierboven beschreven zijn zoveel mogelijk neutraal te bouwen. Dat wil zeggen dat de hoeveelheid bebouwing (in m2) die gesloopt wordt dan wel mogelijk is op grond van de vigerende planologische regeling, ook teruggebouwd mag worden. In de onderstaande tabel is opgenomen hoeveel vierkante meter bebouwing er momenteel mogelijk is en hoeveel vierkante meter er in het inpassingsplan mogelijk wordt gemaakt. Het gaat erom dat binnen de grenzen van het landgoed eenzelfde hoeveelheid m2 bebouwing teruggebouwd wordt. Het is mogelijk om op een locatie meer bebouwing te slopen welke op een andere locatie wordt teruggebouwd.

  Huidige bebouwing / reeds gesloopt   Convenant   Voorstel IP 2016  
Locatie 1 Juliahoeve   1034 m2
= 830 + 204 (Juliahoeve)  
1300 m2 
= 1034 +165 (stay okay) + 101 m2 tbv renderende zorginstelling  
510 m2
3 woningen van 120 m2= 360 m2
1 blok voor 3 schuren = 150 m2  
Locatie 2 Bosje van Wartou   0 m2   1900 m2 hotel
= 2518 - 453 (Eikelkamp) - 165 m2 Juliahoeve  
800 m2
4 woningen van 120 m2 = 480 m2
4 schuren van 80 m2 = 320 m2  
Locatie 3 Eikelkamp   2518 m2   453 m2 
= 270 + 120 +63
(bedrijfswoning en entreewoning)
Voor 5 recreatiewoningen
 
1900 m2 hotel  
TOTAAL   3175 m2   3653 m2   3210 m2  

Op basis van bovenstaande tabel is te zien dat er veel minder bebouwing wordt gerealiseerd dan in het convenant beoogd is. De hoeveelheid bebouwing die in dit inpassingsplan is voorzien komt nagenoeg overeen met de bebouwing die momenteel aanwezig is / reeds is gesloopt in het plangebied. Het verschil van 35 m2 is een verschil dat de provincie aanvaardbaar vindt in het kader van neutraal bouwen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ter plaatse van locatie 3 nog 10 % meer bebouwing kon worden gerealiseerd op grond van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in het vigerende bestemmingsplan. Indien deze afwijkingsmogelijkheid meegerekend zou worden in bovenstaande tabel, dan wordt er minder bebouwing teruggebouwd dan mogelijk was op basis van het huidige planologische regime.

Hoofdstuk 5 Milieu- en waardenaspecten

5.1 Inleiding

De milieu- en waardenaspecten, die relevant zijn voor de verschillende ontwikkelingen op het landgoed Prattenburg worden hieronder besproken.

5.2 Archeologie

Algemeen

Bij inpassingsplannen dient rekening gehouden te houden met de in het geding zijnde archeologische waarden in het plangebied. Overheden hebben de mogelijkheid om naar eigen bestuurlijke inzichten om te gaan met de in het geding zijnde archeologische waarden. Een afgewogen besluitvorming gericht op een zorgvuldige omgang met de in het geding zijnde archeologische waarden dient daarbij voor ogen te staan. Van belang daarbij is dat voor een ieder – burgers, vergunningaanvragers en anderen - inzichtelijk wordt op welke wijze de archeologische waarden in het inpassingsplan worden gewogen en worden verankerd als onderdeel van het ruimtelijk ordeningsproces.

Archeologisch vooronderzoek

Door ARC is in februari 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de gronden die deel uit maken van dit inpassingsplan. Het onderzoek (een bureauonderzoek voor Landgoed Prattenburg te Rhenen, gemeente Rhenen en Veenendaal met kenmerk 2012/238, 1 februari 2013) is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. De conclusie van het onderzoek is dat de kans aannemelijk is dat er in het onderzoeksgebied archeologische resten gevonden kunnen worden. Er wordt voor alle locaties aanbevolen een verkennend booronderzoek uit te voeren. Om de mogelijke archeologische waarden te beschermen is er op alle gronden een dubbelbestemming opgenomen. Voor locatie 1 Juliahoeve geldt de regeling op grond van het beleid van de gemeente Veenendaal. Voor de overige locaties geldt de regeling zoals die in de gemeente Rhenen wordt gehanteerd.

De dubbelbestemming zorgt voor een bouwverbod en een aanlegvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden). Op deze manier is geregeld dat nader onderzoek uitgevoerd dient te zijn alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen verleend kan worden.

5.3 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

In het kader van onderhavig inpassingsplan is ook onderzoek (Cultuurhistorisch onderzoek en advies, Inpassingsplan Landgoed Prattenburg, Cuijpers Advies, 14 maart 2013) gedaan naar landschappelijke en cultuurhistorische waarden in en nabij de deellocaties. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.

Locatie 1 – Juliahoeve

De Juliahoeve is een oude boerderijplaats op een veenontginning. Ter plaatse is enige historische bebouwing en beplanting aanwezig. Aan weerszijde van de locatie zijn oude houtwallen en kavelsloten aanwezig, waarvan er één mogelijk een oude turfvaart betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0013.jpg"

Afbeelding 5.1 Cultuurhistorische waarden op de locatie Juliahoeve: blauw: historische kavelsloten, mogelijk deels oude turfvaart; bruin: houtwallen; groene lijn: karakteristieke haag, paars: Juliahoeve

Op het perceel van de Juliahoeve bevindt zich een cultuurhistorisch waardevolle boom, namelijk een aesculus hippocastanum 'Baumannii'. Deze boom is ook opgenomen op de lijst van waardevolle bomen van de gemeente Veenendaal. Vanwege de grote waarde die deze boom met zich meebrengt wordt de boom beschermd tegen kappen.

Locatie 2 - Bosje van Wartou

Het Bosje van Wartou ligt aan de rand van de oude woeste gronden. Ter plaatse was tot in het begin van de twintigste eeuw een schapenstal aanwezig. Er is op het terrein geen bebouwing meer aanwezig. Er zijn dan ook geen historisch bouwkundige waarden.

Locatie 3 - Eikelkamp

De locatie Eikelkamp was tot redelijk recent als cultuurgrond in gebruik, later is er een jeugdherberg gebouwd. Een openluchttheater en waardevolle boombeplanting herinneren aan dit gebruik. Op afbeelding 5.2 zijn de waardevolle restanten aangegeven:

  • de bruine lijnen geven restanten van houtwallen langs de Veenendaalsestraatweg aan en de globale ligging van de steilranden op het terrein;
  • de blauwe lijn geeft globaal de ligging van een terreindepressie (dit is een laagte
    in het terrein) aan;
  • de groene lijnen de restanten van de haagbeplanting;
  • de lichtgroene cirkel de locatie van het openluchttheater;
  • de waardevolle boombeplanting is niet afzonderlijk aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0014.jpg"

Afbeelding 5.2 De locatie Eikelkamp met aangegeven de waardevolle restanten

Locatie 3A – Schupse Bos

De locatie Schupse Bos is in de vroege negentiende eeuw ontgonnen uit de heide, maar niet echt als productiebos succesvol gebleken. Op de topografische kaart van 1908 is deze plek heide. Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle restanten aanwezig.

Conclusie

In het cultuurhistorisch onderzoek wordt geadviseerd ter bescherming van de aanwezige ruimtelijk relevante cultuurhistorische waarden een dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ op te nemen. Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Rhenen is besloten uit dat plan de dubbelbestemming ‘Waarde – Landgoed’ over te nemen. Via deze dubbelbestemming worden de cultuurhistorische waarden op adequate wijze beschermd.

Landschappelijke waarden

De kernkwaliteiten van de Utrechtse Heuvelrug zijn als volgt geformuleerd:

  • 1. Robuuste eenheid;
  • 2. Reliëfbeleving;
  • 3. Extreme historische gelaagdheid.

De Utrechtse Heuvelrug is na de Veluwe het grootste aaneengesloten bosgebied van Nederland. In de kern van dit natuurgebied wisselen bossen zich af met stuifzanden en heidevelden. De stuwwal, die de Heuvelrug vormt, strekt zich uit van de Grebbeberg in het zuiden tot aan het Gooimeer in de provincie Noord-Holland. In dit Provinciaal Landschap komen op relatief korte afstand grote hoogteverschillen voor. Verschillen in hoog en laag, nat en droog en open en besloten zorgen voor een rijke diversiteit, met name op de flanken, waar de zandgronden overgaan in klei en veen. De Heuvelrug kent een bewogen ontginningsgeschiedenis. Het landschap is meerdere keren radicaal getransformeerd. Van nature was de Heuvelrug bebost. Nederzettingen op de flanken introduceerden een landbouwsysteem met akkercomplexen rond de dorpen, hooilanden helling afwaarts en begrazing met schapen hogerop. De beboste Heuvelrug veranderde in een open heidelandschap. Door te intensief gebruik van heidevelden ontstonden zandverstuivingen, die hele dorpen en gebieden bedreigden. Met een nieuwe verandering in het landbouwsysteem raakte vanaf de negentiende eeuw de Heuvelrug opnieuw grotendeels bebost. De royale aanwezigheid van landgoederen en buitenplaatsen is eveneens van grote invloed geweest op deze omslag. De Heuvelrug is een van de eerste echte recreatielandschappen van ons land. Anderzijds hebben militaire activiteiten er juist weer voor gezorgd dat delen onbebost zijn gebleven. Samen zorgen deze ontwikkelingen voor een zeer sterke cultuurhistorische gelaagdheid, met een grote variatie in landgebruik en een afwisseling van identiteiten.

Locatie 1. Juliahoeve, Zandheuvelweg 5, Veenendaal.

Deze locatie ligt op de achterflank van de Utrechtse Heuvelrug en is een uitloop gebied voor Veenendaal. Extensief gebruik met functies als wonen en recreatie passen hier goed. Het omzetten van een agrarische functie in wonen, mits goed ingepast, draagt bij aan de kernkwaliteiten van dit gebied.

De voorgestelde ontwikkeling, waarbij de agrarische uitstraling behouden blijft door een boerderijwoning met 2 bijbehorende schuurwoningen te realiseren, passen goed bij de overige bebouwing in het gebied. De bestaande kavelgrensbeplanting en het wandelpad worden behouden en het erf krijgt een streekeigen inrichting.

Dit levert een kwaliteitsverbetering op ten opzichte van de huidige situatie, waarbij meer bebouwing aanwezig is en het woonhuis in slechte staat verkeerd.

Locatie 2. Bosje van Wartou, Oude Veensegrindweg naast nr 66, Rhenen.

De locatie ligt als solitair bosje tussen Oude Veensegrindweg en Cuneraweg en maakt als zodanig nauwelijks deel uit van het landgoed cq. het bosgebied van de Heuvelrug. In dit gebied is een menging van verschillende functies aanwezig; wonen, werken, recreëren (manege, camping e.d.). Het bosje zelf geeft wat rust in deze zone. Het is daarom belangrijk dat de uitstraling van het bosje van buitenaf bewaard moet blijven. Enige bebouwing daarin tast het gebied niet aan, maar een brede vrijwel gesloten bosrand om het geheel is daarbij essentieel. Vrijstaande woningen hebben daarom de voorkeur boven een gesloten blok van geschakelde woningen.

Het levert tevens meerwaarde op dat de oppervlakte te kappen bomen wordt gecompenseerd in of aansluitend aan het bosgebied van de Heuvelrug, omdat daarmee de robuuste eenheid wordt versterkt.

Locatie 3. Eikelkamp (voormalige Stay Okay) -Veenendaalsestraatweg 65, Rhenen.

Het nieuwe (zorg)hotel wordt binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd en wordt kleiner dan de voormalige bebouwing. Belangrijk daarbij is dat de maximale bouwhoogte 11meter is. Dit betekent dat de bebouwing lager blijft dan de hoogte van de bomen en dus niet dominant aanwezig is in het bos. Dit levert landschappelijk winst op in het bosgebied, omdat de overblijvende oppervlakte zo veel mogelijk wordt ingeplant. Hiermee wordt de eenheid bos vergroot en de kernkwaliteit robuuste eenheid versterkt.

De bomenkathedraal geeft een extra impuls als bijzonder element in het bosgebied en heeft een toegevoegde waarde voor landschap, natuur, recreatie, cultuur.

5.4 Bodem

In 2013 is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van de bevindingen. De gronden op locatie 3A Schupse bos krijgen de bestemming Bos in dit inpassingsplan. Aangezien dit geen gevoelige bestemming in het kader van bodem is, is bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk. Locatie 3A is dan ook niet meegenomen in het onderzoek.

Locatie 1 Juliahoeve

  • De bovengrond is plaatselijk puin en baksteenhoudend.
  • Bij de veldinspectie zijn indicatief geen asbestverdachte materialen op het maaiveld waargenomen.
  • In de puin- en baksteenhoudende bovengrond komen licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, lood, zink en PAK voor.
  • In de zintuiglijk niet verontreinigde boven- en ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden aangetoond.
  • In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.

Locatie 2 Bosje van Wartou

  • De bovengrond is zeer plaatselijk zwak baksteenhoudend.
  • Bij de veldinspectie is geconstateerd dat er plaatselijk sprake is van een afvaldump (< 1 m3). Hierbij zijn tevens restanten asbestverdacht materiaal waargenomen.
  • In zowel de boven- als en ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden aangetoond.
  • De kwaliteit van het grondwater is niet bepaald aangezien dit dieper dan 5 mmv voorkomt en er geen reden bestaat een verontreiniging in het grondwater te vermoeden.

Locatie 3 Eikelkamp

  • De bovengrond is zeer plaatselijk zwak baksteen en kolengruishoudend.
  • Bij de veldinspectie is geconstateerd dat er net buiten de onderzoekslocatie asbestverdacht materiaal op het maaiveld aanwezig is.
  • De zintuiglijk niet verontreinigde bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik, lood, zink, PAK, minerale olie en PCB. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.
  • In het zintuiglijk puin- en houtskool bevattende grondmonster is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Daarnaast zijn zink matig verhoogd en barium en minerale olie licht verhoogd aangetoond.
  • De kwaliteit van het grondwater is niet bepaald aangezien dit dieper dan 5 mmv voorkomt en er geen reden bestaat een verontreiniging in het grondwater te vermoeden.

Voor locatie 3 – Eikelkamp geldt dat de aangetoonde verontreiniging met PAK en zink aanleiding geeft tot het uitvoeren van een nader onderzoek naar de ernst, aard en omvang van deze verontreiniging.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in 2015 door Agel adviseurs een oplegnotitie (Adviesmemo aspect bodem Landgoed Prattenburg, 20120450-03, 24-11-2015) (Zie Bijlage 3) geschreven om te bekijken of de conclusies uit 2013 nog steeds actueel zijn.

Sinds de onderzoeken in 2013 is het gebruik niet gewijzigd en hebben geen activiteiten plaatsgevonden die een negatieve invloed kunnen hebben gehad op de bodemkwaliteit.

Op geen van de locaties is er aanleiding tot het vermoeden van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De locaties worden vanuit het aspect bodemkwaliteit geschikt geacht voor het voorgenomen (gewijzigde) gebruik.

Met betrekking tot asbest blijkt dat ter plaatse van de Zandheuvelweg 5 (deellocatie 1) en de Oude Veensegrindweg naast nummer 66 (deellocatie 2) asbest is aangetroffen waarop nader onderzoek noodzakelijk is. Gelet op de resultaten en wijze van voorkomen wordt dit, mits het waargenomen asbest van het maaiveld wordt opgeruimd door een daartoe erkend bedrijf niet noodzakelijk geacht.

Hierbij wordt opgemerkt dat met de nieuwe NEN5707 (augustus 2015) het toetsingscriterium voor nader onderzoek is gewijzigd. Indien het asbestgehalte kleiner is dan de helft van de interventiewaarde is het statistisch aannemelijk dat ook in een nader onderzoekstraject de interventiewaarde niet zal worden overschreden. In deze gevallen geldt er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest.

Ten aanzien van de PAK verontreiniging in de bovengrond ter plaatse van deellocatie 3 wordt geadviseerd de hier aanwezige verontreinigde grond bij bouwactiviteiten onder milieukundige begeleiding te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker.

Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de voorgenomen functies.

5.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De ruimte die nodig is voor bedrijven met gevaarlijke stoffen en voor transportroutes voor gevaarlijke stoffen is eveneens wettelijk gereguleerd. Zowel de bescherming van de omgeving als de gebruiksruimte voor de bedrijven en transportroutes wordt vastgelegd in vergunningen en bestemmingsplannen.

De risicokaart van de provincie Utrecht geeft in de omgeving enkele relevante risicobronnen nabij locaties 2, 3 en 3a (locatie 1 ligt ver weg en is niet relevant):

  • a. de provinciale wegen N416 Elst-Veenendaal en N233 De Klomp - Ochten;
  • b. de opslag zwembadchemicaliën bij Camping Bergbad aan de Oude Veensegrindweg 76;
  • c. de opslag zwembadchemicaliën bij Buitenplaats Rhenendaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0015.jpg"

Afbeelding 5.3 Ligging deelgebieden en uitsnede risicokaart d.d. 24-11-2015

Ten zuiden van het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding (rode stippellijn). De afstand is zodanig (> 1 km) dat dit niet relevant is. Hieronder worden de overige bronnen beoordeeld in relatie tot de plannen.

Transportroutes

In het Besluit externe veiligheid transportroutes is bepaald dat nieuwe gevoelige bestemmingen niet binnen de PR-/gebruikscontour van de route mogen liggen. Verder moet het groepsrisico GR beoordeeld worden en, bij hoog niveau of aanzienlijke toename, worden verantwoord. De locatie voor het hotel (nr. 3) ligt aan de N416. De andere twee locaties liggen in de nabijheid van de N416 en de N233, waarvan er een (nr. 2) een gevoelige bestemming krijgt (locatie 3a niet). Deze routes worden uitsluitend gebruikt om de daar gelegen bedrijven/instellingen met gevaarlijke stoffen (twee zwembadinrichtingen) te bevoorraden. Verder zijn er geen grote aantallen andere transporten. Voor de andere bedrijven met gevaarlijke stoffen in de omgeving zijn er andere richtingen en kortere routes naar de ontsluitingswegen. Het gaat hier daarom om enkele transporten per maand. Deze transportaantallen zijn zo laag, dat er zeker geen plaatsgebonden risico-afstand bestaat (0 m). Dit vormt dus geen probleem.

Dit betekent ook dat het groepsrisico zeer laag is (<< 0,1 x de oriëntatiewaarde). De omgeving kent een relatief lage populatie. Met het hotel blijft het niveau onder 0,1 x de oriëntatiewaarde. Daarmee is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig. De externe veiligheidsrisico's in het plangebied als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn laag en vormen geen probleem voor het inpassingsplan.

Bedrijven/instellingen met gevaarlijk stoffen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen stelt normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van bepaalde bedrijven/instellingen met gevaarlijke stoffen. Gevoelige bestemmingen mogen niet gerealiseerd worden binnen de bepalende plaatsgebonden risicocontour. Verder moet het niveau van het groepsrisico verantwoord worden. De twee risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied zijn twee zwembaden met de volgende risicobronnen (bron: risicokaart):

  • Tank van 360 liter zwembadchemicaliën bij Camping Bergbad;
  • Tank van 1.000 liter met opslag zwembadchemicaliën bij Buitenplaats Rhenendael.

Deze inrichtingen zijn niet aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Als er toch naar deze risiconormering wordt gekeken, dan kan gesteld worden dat er geen belemmering is voor het plan. Volgens de risicokaart zijn er geen risicocontouren (0 m). Er is dan ook geen sprake van een knelpunt in het kader van het plaatsgebonden risico. De risicobronnen zijn klein van omvang en de kans op een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen is gering. Giftige stoffen kunnen vrijkomen en kunnen op enkele honderden meters gezondheidseffecten hebben . Echter, door alarmering en binnen schuilen kan eenvoudig worden voorkomen dat er slachtoffers vallen. De omgeving kent daarbij een relatief lage populatie. Het groepsrisico is daardoor zeer laag (<< 0,1 x de orientatiewaarde). Het toevoegen van enkele woningen op relatief korte afstand, voegt daar verwaarloosbaar iets aan toe.

Conclusie 

Er is geen belemmering voor het plan en verdere verantwoording is niet nodig.

5.6 Ecologie

In het kader van het voorontwerp PIP dat in 2013 is opgesteld zijn reeds diverse onderzoeken in het kader van flora en fauna uitgevoerd. Het betreft de volgende onderzoeken (zie ook Bijlage 4):

  • Verkennend natuurwaardeonderzoek (BRO 2013 a,b,c);
  • Vleermuisonderzoeken (Econsultancy Heunink-Verwoerd 2013, Witter 2013).

Onderzoeken hebben een geldigheidsduur van ongeveer 2 tot 5 jaar. In het kader van dit inpassingsplan is daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is door Bureau Waardenburg (met kenmerk 15-840/15.07266/DanBe, d.d. 30 maart 2016) uitgevoerd en is tevens als Bijlage 4 bij dit inpassingsplan toegevoegd. Het onderzoek van Bureau Waardenburg dient in samenhang met de onderzoeken van BRO en Econsultancy gelezen te worden.

Begrenzing EHS

Voor de duidelijkheid wordt hieronder eerst een kaart getoond waarbinnen de diverse plangebieden liggen, waarbij met groen de EHS is aangegeven. Daaruit volgt dat locatie 1 en 2 buiten de EHS liggen en locatie 3 binnen de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.9926.IP1601Prattenburg-ON01_0016.jpg"

Afbeelding 5.4 Begrenzing EHS, met ligging deelgebieden (bron: provincie Utrecht)

Beschermde soorten

Op 20 november 2015 heeft een veldbezoek plaatsgevonden om te onderzoeken of de conclusies die in 2013 zijn getrokken nog steeds stand houden. Hieronder wordt per locatie een conclusie van het veldbezoek weergegeven.

Locatie 1 Juliahoeve

De conclusies met betrekking tot vleermuizen blijft gelijk aan de conclusies uit 2013. Het gebied wordt gebruikt als vliegroute. De bestaande bebouwing bevat geen mogelijkheden als verblijfsplaats voor vleermuizen. In een van de schuren die op het terrein aanwezig zijn, zijn sporen van een kerkuil aangetroffen. Ook in de kapschuur zijn sporen (braakballen) aangetroffen van kerkuil wat er op wijst dat de vogel al langer gebruik maakt van de boerderij. Bij het onderzoek in 2013 was kerkuil niet aangetroffen. Dit betekent dat de opstallen recent (2014-2015) in gebruik genomen kunnen zijn als verblijfplaats. Er zijn geen aanwijzingen voor een nest aangetroffen, echter boven een enkele locatie met braakballen is boven in de schuur een plafond aanwezig met een diepe ruimte erboven die niet geïnspecteerd kon worden. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de opstallen op dit moment een functie hebben als jaarrond beschermde nestlocatie is een dergelijke functie ook niet uit te sluiten.

Functies voor andere beschermde dieren en planten zijn ten tijde van het veldbezoek in 2015 niet vastgesteld, wat aansluit op de bevindingen uit 2013.

Aanvullend onderzoek kerkuil

Naar aanleiding van bovenstaande conclusie ten aanzien van de kerkuil is een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek (met kenmerk 15-840/12.02540/GerSm) is uitgevoerd in de vorm van een veldbezoek op 29 maart 2016. De volledige rapportage van het veldbezoek is opgenomen in Bijlage 4.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er ten tijde van het veldbezoek een roepend mannetje van de kerkuil is waargenomen. Deze waarneming brengt met zich mee dat er binnen het plangebied een nest van de kerkuil aanwezig is. De opstallen mogen dan ook niet gesloopt worden alvorens een ontheffing van de Flora en faunawet is verkregen en er voldoende mitigerende maatregelen genomen zijn.

Ten aanzien van maatregelen ter vervanging van verblijfplaatsen meldt de Soortenstandaard Kerkuil: Een vervangende verblijfplaats kan een al voor de betreffende functie aanwezige geschikte, maar nog niet in gebruik zijnde plek zijn. Als onderzoek aantoont dat die plekken niet aanwezig zijn kunnen nieuwe vervangende verblijfplaatsen worden gerealiseerd in de vorm van bijvoorbeeld kerkuilkasten, mits deze de betreffende functie kunnen overnemen voor een vergelijkbaar aantal kerkuilen.

Om de functie van het territorium te behouden schrijft de soortenstandaard voor dat er minimaal twee maar bij voorkeur drie kasten op alternatieve locaties binnen 500 meter van de hudige locatie moeten worden gerealiseerd. Alternatieve locaties kunnen open kapschuren zijn waarbinnen een kast is opgehangen. De kasten moeten drie maanden voor de sloop hangen. Het is gelet op het citaat hierboven wel van belang dat de kasten niet in andere terrotiria geplaatst worden.

Indien de opstallen buiten het broedseizoen gesloopt worden en er wordt voldaan aan de bovenstaande maatregelen kan een ontheffing van de Flora en Faunawet redelijkerwijs verkregen worden.

Locatie 2 Bosje van Wartou

De conclusies met betrekking tot vleermuizen blijven gelijk aan de conclusies uit 2013. Functies voor andere beschermde dieren en planten zijn ten tijde van het veldbezoek in 2015 niet vastgesteld, wat aansluit op de bevindingen uit 2013. Met betrekking tot de vleermuizen is er door Econsultancy nader onderzoek uitgevoerd in 2013. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het foerageergebied van de vleermuis ter plaatse van het Bosje van Wartou kleiner wordt, maar dat er in de omgeving voldoende foerageergebied over blijft. Er is dan ook geen sprake van een overtreding van de Flora en faunawet.

Locatie 3 Eikelkamp

Het plangebied op locatie “Eikelkamp” bestaat uit een half open terrein met loofbomen en een enkele naaldboom. Op het terrein staan geen gebouwen, deze waren al voor 2013 gesloopt. Rondom het terrein zijn verschillende opgaande structuren. In veel bomen bevinden zich holtes. De aanwezigheid van vleermuizen met vaste rust- en verblijfplaatsen kan mede gezien de ligging in het bos niet worden uitgesloten. De functie verandering stay okay hostel naar een hotel heeft betrekking op hetzelfde bestemmingsvlak. In de plannen wordt geen kap van bomen voorzien, maar juist aanplant van bomen (bomenkathedraal). Indien bomen met holten gekapt worden kan overtreding van artikel 11 ten aanzien van vleermuizen niet op voorhand worden uitgesloten.

Functies voor andere beschermde soorten (eekhoorn, vogels met jaarrond beschermd nest) zijn ten tijde van het veldbezoek in 2015 niet vastgesteld, wat aansluit op de bevindingen uit 2013. Ook ten aanzien van beschermde planten wordt door Bureau Waardenburg geconcludeerd dat er ter plaatse geen beschermde planten aanwezig zijn. Nader onderzoek is niet nodig.

Ten behoeve van de bouw van het hotel zullen geen bomen gekapt worden. Het hotel wordt gebouwd binnen het bouwvlak waar de Stay Okay hostel heeft gestaan. Er is hiermee verzekerd dat er geen overtreding van artikel 11 Flora en faunawet plaats vindt. Daarnaast wordt aanbevolen om gebruik te maken van vleermuisvriendelijke verlichting.

Actualisatie Natuurtoetsen 2013 in het kader van de PAS

Uit de natuurtoets 2013 is voor de drie locaties aangegeven dat mogelijk verstorende effecten op de huidige staat van instandhouding van aangewezen habitattypen en habitatsoorten door de grote afstand en fysieke barrières zijn uitgesloten.

Er is geen aanleiding deze conclusie in het kader van de beschikbare informatie uit de PAS te herzien. Effecten op voor stikstof gevoelige habitattypen in Binnenveld en Rijntakken zijn op voorhand uit te sluiten.

Locatie 3 - Ecologische hoofdstructuur, EHS-wijzer (Nee, tenzij-toets)

Naar aanleiding van het bouwen van een hotel binnen de EHS is de EHS-wijzer van de provincie - naar analogie van de PRV - doorlopen, In de EHS-wijzer wordt aangegeven aan welke voorwaarden voldaan dient te worden om ervoor te zorgen dat er geen significante effecten op de EHS optreden.

De zes EHS toetsingsaspecten;

  • 1. Bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem, inclusief de vereiste omgevingsfactoren (zoals donkerte, bodem, water en milieu).

Voor een gedetailleerde terreinbeschrijving zie BRO 2013c (bijlage 4). Het bestaande bos binnen het plangebied is in het Natuurbeheerplan 2015 als ambitie 'Nog om te vormen natuur naar natuur' weergegeven. Voor het grootste oppervlak is geen beheertype of ambitie aangegeven. Daar het bestaande bos binnen de begrenzing behouden blijft is met de functiewijziging (jeugdherberg naar hotel) geen verandering in potentie gemoeid.

  • 2. De robuustheid en aaneengeslotenheid van de EHS.

Het voorgenomen plan heeft betrekking op een relatief klein oppervlak open gebied in verder groot aaneengesloten bos. Het open terrein ligt aan een bestaande provinciale weg. De functiewijziging heeft geen ander ruimtebeslag tot gevolg. Gebruik van het hotel betekent autoverkeer, verlichting en recreatie (wandelen door bezoekers). Deze aspecten speelde ook bij het voormalige gebruik als jeugdherberg. Bij de jeugdherberg was sprake van 60.000 bezoekers per jaar. Het gebruik van het hotel zal niet hoger liggen. De functiewijziging heeft geen intensiever gebruik tot gevolg. Tevens wordt een verlichtingsplan opgesteld om eventuele effecten op natuur te beperken. Gelet op de ligging aan een provinciale weg in groot aaneengesloten bosgebied is de uitstraling van het gebruik relatief beperkt. Doordat het ruimtebeslag en gebruik ten opzicht van de situatie met jeugdherberg niet toeneemt is een effect op robuustheid en aaneengeslotenheid van de EHS is niet aan de orde.

  • 3. De aanwezigheid van bijzondere soorten.

Voor een gedetailleerde beschrijving zie BRO 2013c (Bijlage 4). Van de locaties zijn geen bijzondere soorten bekend. Wel komen op de locatie bomen met holten voor die betekenis kunnen hebben als verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuizen. De voorgenomen plannen voorzien niet in kap van bomen. De plannen doen geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van vleermuizen op de Utrechtse Heuvelrug. Voor de landschappelijk inpassing van het hotel wordt een verlichtingsplan opgesteld, waarmee rekening wordt gehouden met de (mogelijke) functie van het plangebied voor vleermuizen.

  • 4. De verbindingsfunctie van het gebied voor soorten en ecosystemen.

Het voorgenomen plan heeft betrekking op een relatief klein oppervlak open gebied in verder groot aaneengesloten bos. Het open terrein ligt aan een bestaande provinciale weg. De functiewijziging heeft geen effect op migratieroutes of verbindingszones.

  • 5. Behoud van oppervlakte.

Het voorgenomen plan heeft betrekking op een relatief klein oppervlak open gebied in verder groot aaneengesloten bos. De functiewijziging heeft geen ander ruimtebeslag tot gevolg en een effect behoud van oppervlak van de EHS is niet aan de orde. Verder wordt er nog - op het landgoed - bos aangeplant in het kader van de compensatieplicht (Boswet).

  • 6. Behoud van samenhang.

Het voorgenomen plan heeft betrekking op een relatief klein oppervlak open gebied in verder groot aaneengesloten bos. Het open terrein ligt aan een bestaande provinciale weg. De functiewijziging heeft geen effect op behoud van samenhang.

Conclusie Nee, tenzij toets

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat significante aantasting wordt uitgesloten. Het oppervlak bestaande bos binnen de begrenzing blijft behouden en de plannen voorzien in aanplant van extra bomen en het opstellen van een verlichtingsplan. Bij dit laatste wordt rekening gehouden met vleermuizen (en andere nacht-actieve soorten).

Indien binnen het plangebied bomen gekapt worden kunnen er lokaal effecten optreden op het beheertype bos. Bij herplant van bomen binnen het plangebied zal de betekenis van locatie 3 voor flora en fauna van bos binnen de EHS alleen tijdelijk en (zeer) plaatselijk afnemen. Op lange termijn zijn er geen effecten op de EHS omdat bij herplant behoud van robuustheid, verbindingsfunctie en samenhang niet wordt aangetast.

Groene Contour

Locatie 1 van dit inpassingsplan, Juliahoeve, ligt deels binnen de grenzen van de groene contour. Om er zeker van te zijn dat de groene contour behouden blijft is er binnen deze contour geen woning of bijgebouw toegestaan maar is er een bestemming Groen opgenomen ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden. Hiermee is verzekerd dat de woningen ter plaatse van locatie 1 niet zorgen voor negatieve effecten op (het behoud van) de groene contour.

5.7 Geluid

Als gevolg van de ontwikkeling van de woningen en het (zorg)hotel is een onderzoek (Akoestisch onderzoek Landgoed Prattenburg, GM-0173549, 25-11-2015) uitgevoerd naar de te verwachten geluidbelasting op de randen van de bouwvlakken zoals opgenomen op de verbeelding. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting. Hieronder zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen. Nadat het onderzoek is uitgevoerd is er nog een kleine wijziging doorgevoerd ter plaatse van Locatie 3, Eikelkamp. Het betreft het verplaatsen van het bouwvlak ten behoeve van het hotel. Dit bouwvlak ligt in het ontwerp inpassingsplan verder van de weg, waardoor dit geen negatieve effecten op de geluidsberekeningen heeft.

Verkeerslawaai

De geluidsbelasting op de gevels van drie en vier nieuw te bouwen woningen in de deellocaties 1 en 2 overschrijden de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB uit de Wet geluidhinder niet. Bij de bepaling van de toetsingswaarde is een correctie gehanteerd conform het gestelde in artikel 3.4 uit het Reken en Meetvoorschrift Geluid 2012.

Deellocatie 3 heeft een horecabestemming. Dit is volgens de Wet geluidhinder geen geluidsgevoelige bestemming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting ter plaatse van het bebouwingsvlak bepaald. Deze bedraagt ten gevolge van verkeer op de N416 (Veenendaalstraatweg) ten hoogste Lden 52 dB. Het klimaat ter plaatse van de horecabestemming kan als akoestisch goed beschouwd worden.

Gecumuleerde geluidsbelasting

De gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van verkeer op alle wegen die de deellocaties omzomen samen bedraagt ten hoogste Lden 53 dB. Deze waarde is de berekende geluidsbelasting zonder correctie conform het gestelde in artikel 3.4 uit het Reken en Meetvoorschrift Geluid 2012. Volgens het Bouwbesluit artikel 3.2 heeft een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidswering met een minimum van 20 dB, voorts mag in een verblijfgebieden een binnenniveau van 33 dB niet overschreden worden. Op basis van dit gegeven zijn er geen aanvullende geluidswerende voorzieningen in de gevels van de woningen nodig.

Openluchttheater

Bij deellocatie 3 (horeca) is een ‘openluchttheater' gepland. De locatie, het aantal en het tijdstip dat de activiteiten plaatsvinden is zodanig gering dat geadviseerd wordt om het openlucht-theater te laten vallen onder het zogenaamde twaalf dagen-criterium. Dit betekent dat een melding gedaan moet worden bij het bevoegd gezag als er een activiteit plaatsvindt.

5.8 Luchtkwaliteit

Om te bepalen welke bijdrage het project levert aan de luchtkwaliteit is een onderzoek (Notitie NIBM voor de ontwikkeling van Landgoed Prattenburg in de gemeente Rhenen en de gemeente Veenendaal, GM-0173562, 25 november 2015) uitgevoerd. Hieronder worden de conclusies van het onderzoek weergegeven. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.

De achtergrondconcentraties NO2 en PM10 in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling in de directe omgeving van de drie planlocaties liggen ruim onder de grenswaarden.

Voor het plan geldt een maximale concentratiebijdrage voor NO2 van 0.6 ug/m3 en een maximale concentratiebijdrage voor PM10 van 0.1 ug/m3. Deze waarden liggen ruim onder de grens van 1,2 ug/m3.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande draagt het plan ‘niet in betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en voldoet het plan aan de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. De achtergrondconcentraties ter plaatse van de ontwikkelingen liggen ruim beneden de grenswaarden.

5.9 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets is als Bijlage 7 bij de toelichting gevoegd.

Hoewel de ontwikkelingen gewijzigd zijn ten opzichte van de ontwikkelingen in 2013 kan de watertoets nog steeds gebruikt worden. Hieronder wordt aangegeven welke aanvullingen er gelden ten opzichte van de watertoets van 2013.

Het plangebied valt voor het grootste deel binnen de invloedssfeer van Waterschap Vallei en Veluwe. Voor een klein deel van het plangebied is het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden waterbeheerder.

Door de wijziging in het programma is de toename aan verharding gewijzigd.

Deellocatie   huidig m2   toekomstig m2   verschil m2  
1. Zandheuvelweg 5 (Juliahoeve)   1.034   480   -554  
2. Oude Veensegrindweg (Bosje van Wartou)   0   800   800  
3. Veenendaalsestraatweg 65 (Eikelkamp)   2.518   1900   -618  
3a Schupse bosje   0   0   0  
TOTAAL   3.552   3.180   -372  

Bovenstaande tabel toont aan dat de totale oppervlakte aan verharding in de toekomstige situatie zal afnemen. Er is daardoor geen reden voor watercompensatie.

Ten aanzien van riolering zijn de volgende gegevens toepassing.

Deellocatie   Belasting grondslag   Maatgevende belasting   Aansluiting  
1. Zandheuvelweg 5 (Juliahoeve)   15 l/bewoner/uur   3 woningen met een gemiddelde gezinsgrootte van 2,5 pers.
112.5 l/uur  
DWA-rioolgemaal aan de straatzijde  
2. Oude Veensegrindweg (Bosje van Wartou)   15 l/bewoner/uur   4 woningen met een gemiddelde gezinsgrootte van 2,5 pers.
150 l/uur  
Via aan te leggen riolering naar persleidingen in de Cuneraweg  
3. Veenendaalsestraatweg 65 (Eikelkamp)   40 l/bed/uur   140 kamers met een gemiddelde bedomvang per kamer van 2,5
14 m3 /uur  
Via aan te leggen riolering naar vrijvervalrioolstelsel  
3a Schupse bosje   n.v.t.   n.v.t.   n.v.t.  

De bestaande rioolsystemen hebben voldoende capaciteit om het afvalwater af te voeren.

Conclusie

Met betrekking tot water zijn er geen belemmeringen voor dit inpassingsplan.

5.10 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van het inpassingsplan is bezien of:

  • op de ontwikkelingslocaties in de toekomst sprake is van een goed woon- en leefklimaat in verband met eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven;
  • in de omgeving aanwezige bedrijven in hun bedrijfsactiviteiten belemmerd worden door de ontwikkelingsplannen.

Er liggen diverse (agrarische) bedrijven in de omgeving van locatie 1 Juliahoeve en locatie 2 Bosje van Wartou.

Locatie 1 Juliahoeve

Adres   Gemeente   Afstand tot plangebied  
Dijkstraat 115 (agrarisch bedrijf)   Veenendaal   504 meter  
Dijkstraat 117 (agrarisch bedrijf)   Veenendaal   589 meter  

De afstand ten opzichte van locatie 1 Juliahoeve (> 500 meter) is dusdanig dat de ontwikkeling van deze locatie geen belemmering zal opleveren voor de bedrijfsvoering en eventuele ontwikkeling van deze bedrijven. Het bepalende aspect is geur. Of sprake is van een goed woon en leefklimaat op de locatie is nader onderzocht (zie paragraaf 5.14). De geurbelasting voldoet ruimschoots aan de wettelijke geurnorm. Ook is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze locatie.

Locatie 2 Bosje van Wartou

Adres   Gemeente   Indicatieve afstand op basis van bedrijven en milieuzonering  
Cuneraweg 385 (mengvoerbedrijf)   Rhenen   p.c. < 100 t/u: 200 meter (aspect geluid en geur)
p.c. > 100 t/u: 200 meter (aspect geluid en geur)  
Blauwendraad 3 (manege)   Rhenen   50 meter (aspect geur)  
Cuneraweg 411 (aannemers en transportbedrijf)   Rhenen   100 meter (aspect geluid)  

De manege aan Blauwendraad 3 grenst aan locatie 2. Zoals uit bovenstaande tabel is af te lezen geldt er voor een manege een richtafstand van 50 meter tot de dichtstbijzijnde gevoelige functie (in dit geval woningen). Van deze richtafstand mag, indien het gebied is aan te merken als gemengd gebied gemotiveerd worden afgeweken. Vanwege de ligging rondom diverse bedrijven en de manege is er hier sprake van een gemengd gebied. In paragraaf 5.14 is een samenvatting gegeven van het uitgevoerde geuronderzoek. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de manege slechts 2 OUe per m3 uitstoot, daar waar de grenswaarde uit de Wet geurhinder en veehouderijen 14 OUe per m3 bedraagt. De uitstoot van de manege blijft dan ook ruimschoots onder de grenswaarde. Er kan dan ook gesteld worden dat ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd wordt. Ook op het moment dat de manege zou willen uitbreiden binnen de grenzen van het vigerende plan voor de manege, dan is er nog voldoende "geurruimte" om een kleine uitbreiding mogelijk te maken. In het vigerende bestemmingsplan voor de manege zijn slechts marginaal uitbreidingen mogelijk. Er kan dan ook gesteld worden dat de manege niet in haar bedrijfsvoering geschaad wordt. Aan de overige richtafstanden, zoals de afstand voor geluid en gevaar, wordt voldaan.

Het aannemers- en transportbedrijf aan de Cuneraweg 411 te Rhenen ligt op een afstand van 145 m van de ontwikkelingslocatie (rand bestemming Bedrijf uit bestemmingsplan Buitengebied 2010 tot rand bestemming Horeca in inpassingsplan). De aan te houden afstand conform de notitie Bedrijven en milieuzonering is 100 meter voor een aannemersbedrijf met een bedrijfsoppervlak van meer dan 2000 m² (SBI-code 41,42 en 43) en 100 meter voor een transportbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1000 m². De ontwikkelingslocatie ligt dus op voldoende afstand van dit bedrijf. Het bedrijf wordt niet in zijn activiteiten belemmerd en er is sprake van een goed woon- en leefklimaat op de ontwikkelingslocatie

De indicatieve afstand vanuit bedrijven en milieuzonering tussen het mengvoederbedrijf aan Cuneraweg 385 en de locatie Bosje van Wartou wordt niet gehaald, maar dat het bedrijf niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt door de ontwikkeling van locatie Bosje van Wartou wordt vanuit de Quickscan Geur veehouderijen (zie paragraaf 5.14) voldoende onderbouwd. De geurbelasting voldoet ruimschoots aan de wettelijke geurnorm. Op de ontwikkellocatie is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Locatie 3 Eikelkamp

In de nabijheid van het hotel liggen geen bedrijven.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering.

5.11 Verkeer en parkeren

Er is een notitie verkeer en parkeren opgesteld door Grontmij (Verkeersproductie ontwikkeling Prattenburg, met kenmerk 347840, 1 december 2015). De gehele notitie is opgenomen in Bijlage 8. Hieronder is een samenvatting van de notitie opgenomen.

Bij de bepaling van de verkeersgeneratie voor woningen is gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 256: Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer. Deze kencijfers zijn vervolgens geactualiseerd in CROW-publicatie 317:Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.

In eerste instantie is bepaald welk type woonmilieu bij de woningen van toepassing is. De locaties 1 (buiten de bebouwde kom) en 2 (binnen de bebouwde kom) zijn ingedeeld in de categorie VI landelijk wonen, ondanks dat de woningen van locatie 2 binnen de bebouwde kom gelegen zijn. Voor dit type woonmilieu geldt een gemiddeld aantal motorvoertuig-bewegingen per woning per weekdagetmaal van 7,4. Dit is de categorie met de hoogste verkeersproductie. Vorenstaande impliceert dat:

  • de drie woningen op de locatie Zandheuvelweg 3 x 7,4 = afgerond 22 ritten per etmaal genereren.
  • de vier woningen op de locatie Oude Veensegrindweg 4 x 7,4 = afgerond 30 ritten per etmaal genereren.

Bepaling Verkeersproductie Hotel

Het (zorg)hotel is gesitueerd op locatie 3: de Veenendaalsestraatweg. Voor de verkeersproductie van het hotel is uitgegaan van de aanname die voor de onderzoeksvragen in 2013 en 2014 zijn opgesteld.

Het te ontwikkelen hotel betreft een (zorg)hotel met 140 kamers. Het hotel zorgt voor 369 motorvoertuigbewegingen per etmaal, inclusief bevoorrading. Hiervan bestaan 14 ritten / etmaal uit leveringen per vrachtwagen (bron: BRO, Verkeer en parkeren Bosje van Wartou).

Voor het hotel is aangenomen dat 25% van de etmaalintensiteit tijdens de avond aanwezig is, waarvan 20% tijdens het drukste uur in de avond. Op dat moment is 60% ingaand en 40% uitgaand. Omgerekend naar pae (personenauto-eenheden) is uitgegaan van een verkeersproductie van 383 pae/etmaal voor het hotel. Naast bovenstaande aanname is ook gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 272: Verkeersgeneratie voorzieningen en de online rekentool CROW parkeren en verkeersgeneratie. Hier wordt als kengetal voor een 4 sterren hotel in de bebouwde kom, maar buiten het centrum en de schil, een waarde gegeven van:

  • 23,9 motorvoertuigbewegingen per weekdag / 10 kamers;
  • 30,4 motorvoertuigbewegingen per weekdag / 10 kamers voor een hotel in het buitengebied.

Hierbij is de verkeersgeneratie van de werknemers verwerkt, zo ook de (vracht)leveringen. Op basis van deze kengetallen ligt de verkeersproductie tussen de 337 en 429 mvt/etmaal. De oorspronkelijk bepaalde verkeersproductie van 383 ligt hier tussen in.

Bepaling verkeersproductie openlucht theater/bomenkathedraal

De verkeersgeneratie van bijzondere Leisure voorzieningen zijn niet of nauwelijks in kengetallen te vatten. Voor deze functie is ten aanzien van de verkeersproductie derhalve een aanname gedaan. Deze aanname is gebaseerd op onderstaande gegevens.

Bij deellocatie 3 (horeca) is een openlucht theater / bomenkathedraal gepland. Onder onderstaande voorwaarden mogen hier evenementen plaats vinden:

  • er zijn maximaal vijf evenementen per jaar toegestaan met maximaal 150 bezoekers per evenement;
  • een evenement mag alleen overdag plaats vinden voor maximaal een dag. Hierbij geldt dat ten behoeve van de op- en afbouw van tijdelijke voorzieningen ten behoeve van het evenement de dag ervoor en erna ook activiteiten mogen plaats vinden;
  • evenementen zijn daarnaast alleen toegestaan buiten het broedseizoen (15 maart -15 juli).

Ten behoeve van dit openlucht theater/bomenkathedraal wordt uitgegaan van 60 parkeerplaatsen. Op basis van vorenstaande is de verkeersproductie:

  • bij een 100% bezetting van de maximaal 60 parkeerplaatsen die 1,5 keer bezet zijn (turn-over) wordt een verkeersproductie gegenereerd van 60 ppl x 2 (heen en terug) x 1,5 (turn-over) = 180 ritten op een evenementendag. Op de dagen er voor en er na, ten behoeve van de opbouw, wordt voor elke dag 75 ritten aangenomen, totaal dus 150 over 2 dagen. Hiermee komt het totaal over 3 dagen op 330 ritten. Dit betekent op jaarbasis 5 dagen per jaar een evenement x 330 = 1.650 ritten per jaar.

Parkeren

Bij het opstellen van een parkeerbalans wordt de parkeervraag afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag is bepaald door de omvang van een functie (zorghotel) te vermenigvuldigen met het bijbehorende parkeerkengetal.

Bij het bepalen van de parkeervraag is gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 317. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat het hotel in het buitengebied is gesitueerd. Hoewel gelegen langs de N416, wordt aangenomen dat de bereikbaarheid met openbaar vervoer beperkt is en geen reductie wordt toegepast.

De parkeervraag is in eerste instantie ongewogen bepaald. Dit betekent dat geen rekening wordt gehouden met zogenaamde aanwezigheidspercentages, die aangeven op welk tijdstip van de week en de dag de parkeerplaatsen ook werkelijk benut worden c.q. nodig zijn.

In onderhavige situatie geldt een parkeerkencijfer van minimaal 8,5 en maximaal 9,5 parkeerplaatsen (ppl)/10 kamers. Uitgaande van 140 kamers dienen er minimaal 119 en maximaal 133 parkeerplaatsen voor het hotel te worden gerealiseerd. Hierbij is het aandeel bezoekers ca. 73%. De provincie Utrecht hanteert een factor 0,9 ppl/kamer hetgeen neerkomt op een gemiddelde van 127 parkeerplaatsen.

Hierbij moet worden opgemerkt dat met de toepassing van deze cijfers rekening moet worden gehouden met een (forse) marge. Het aantal benodigde parkeerplaatsen is, zoals eerder aangegeven, mede afhankelijk van overige activiteiten die in/bij het hotel kunnen worden gehouden, denk hierbij aan bijvoorbeeld een café/bar, een niet hotel gebonden restaurant, evenementen, vergader- en congresfaciliteiten, etc. Ook is het afhankelijk van de vraag voor welke doelgroep het hotel wordt bestemd. Deze informatie is niet bekend en derhalve is in de notitie van uitgegaan dat deze activiteiten niet plaats vinden.

Zorghotel

Indien een deel van het hotel wordt uitgevoerd als een zogenaamd zorghotel geldt een afwijkend parkeerkencijfer. Voor een zorghotel geldt dat deze groep bewoners niet over een eigen auto beschikt en permanente verzorging nodig heeft. Het parkeerkencijfer van deze functie is dan ook opgebouwd uit bezoekers (gebaseerd op het aantal verzorgingsplaatsen) en medewerkers. Het parkeerkencijfer voor het bezoekersdeel en werknemersdeel is gebaseerd op de CROW-parkeerkencijfers:

  • voor bewoners is dit 0,3 ppl/bewoner;
  • voor medewerkers is dit 0,4 ppl/medewerker.

Gelet op het feit dat in dit stadium geen nadere informatie over aantal bewoners c.q programmering zorghotel aanwezig is dient het benodigde aantal parkeerplaatsen geactualiseerd en nader bepaald te worden. Er is echter binnen de grenzen van de aanduiding 'parkeren' ter plaatse van locatie 3, voldoende ruimte voor het realiseren van extra parkeerplaatsen, mocht dit noodzakelijk zijn.

De activiteiten van bomenkathedraal/openlucht theater mogen alleen overdag plaats vinden. Hiervan uitgaande is dubbelgebruik gedurende de werkdagochtend, de -middag en de zaterdag- en zondagmiddag, zij het in beperkte mate, mogelijk.

Geconcludeerd kan worden dat het inpassingsplan in voldoende parkeerplaatsen kan voorzien. De verkeersgeneratie van de ontwikkelingen is beperkt waardoor dit geen negatief effect heeft op verkeersafwikkeling.

5.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen gelegen, die een belemmering vormen voor de geplande ontwikkelingen. Ook zijn er geen kabels en leidingen, die een dergelijke omvang hebben dat ze via een dubbelbestemming moeten worden beschermd.

5.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In het kader van het bestemmingsplan Prattenburg dient getoetst te worden of er sprake is van verplichtingen ten aanzien van m.e.r. (milieueffectrapportage). Vanuit twee sporen kan sprake zijn van m.e.r.-verplichtingen:

  • 1. Vanuit de Wet Milieubeheer (artikel 7.2 Wm) en het Besluit m.e.r (bijlage C en D).: Wanneer een activiteit en het daarvoor opgestelde plan of besluit genoemd zijn in het Besluit m.e.r. is afhankelijk van de aard, omvang en het type plan of besluit sprake van een m.e.r.-plicht (plan-m.e.r. of project-m.e.r.), danwel m.e.r.-beoordelingsplicht (al dan niet vormvrij);
  • 2. Vanuit de Natuurbeschermingswet (artikel 19 Nbw) en Wet Milieubeheer (artikel 7.2a Wm): wanneer er niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de activiteit significant negatieve effecten heeft op Natura2000-gebied en er een passende beoordeling moet worden opgesteld, volgt hieruit tevens een plan-m.e.r.-verplichting.

De ontwikkelingen die plaatsvinden binnen het plangebied zijn geen activiteiten zoals opgenomen in de Bijlagen in het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. wordt gesproken over stedelijke ontwikkelingsprojecten. Voor zover de ontwikkeling al is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling, blijft deze ver onder de drempelwaarde waardoor geen sprake is van een m.e.r.-plicht. Ook uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat geen sprake is van nadelige milieu-effecten.

De Natuurbeschermingswet stelt dat als op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de activiteit significant negatieve effecten heeft op Natura2000-gebied, er in het kader van de Natuurbeschermingswet een passende beoordeling moet worden opgesteld. Vanuit de Natuurbeschermingswet en Wet Milieubeheer volgt hieruit tevens een plan-m.e.r.-verplichting, ongeacht of er wel of geen sprake is van m.e.r.-verplichtingen vanuit het Wet Milieubeheer en Besluit m.e.r. spoor.

In het kader van het bestemmingsplan is verkennend flora en faunaonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek is dat de initiatieflocaties buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden liggen. Er hoeft daarom geen passende beoordeling te worden opgesteld en er volgt daaruit geen planm.e.r.-plicht.

5.14 Geurhinder

Door Agel adviseurs is op 17 november 2015 onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van diverse agrarische bedrijven in het kader van geurhinder op de voorgenomen ontwikkellocaties. De volledige notitie is opgenomen in Bijlage 9 van deze toelichting. Hieronder worden de conclusies van de notitie weergegeven.

Gelet op de inventarisatie dienen de locaties “Juliahoeve”, “Bosje van Wartou” en “Eikelkamp” aangemerkt te worden als geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder veehouderijen (Wgv). De planlocatie “Schupse Bosje” is momenteel een geurgevoelige locatie, maar door het vervallen van de hotelbestemming en het creëren van de bestemming “bos” ter plaatse behoeft deze planlocatie niet langer aangemerkt te worden als geurgevoelig object in de zin van de Wgv.

Binnen een straal van 2.000 meter van het middelpunt van de projectlocatie zijn alle veehouderijen geïnventariseerd, met behulp van de gegevens van Web-BVB Utrecht. Met behulp van een standaardisering, waarbij de omvang van een veehouderij gekoppeld is aan afstanden en de daartoe behorende geurbelasting, is gebleken dat de geurbelasting ter plaatse van de planlocaties op alle omliggende (intensieve) veehouderijen minder dan 2 OUE/m3 bedraagt.

Conclusie

Nu ruimschoots voldaan wordt aan de wettelijke geurnorm voor buiten de bebouwde kom (14 OUE/m3) en het woon- en leefklimaat is aan te merken als “goed”, is nader kwantitatief onderzoek met betrekking tot de omliggende veehouderijen in relatie tot de planlocatie niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

De in deze toelichting beschreven planuitgangspunten zijn juridisch-planologisch vertaald in het inpassingsplan, dat bindend is voor overheid en burgers. Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.1 Systematiek

SVBP 2012

Per 1 juli 2013 is het voor bestemmingsplannen en inpassingsplannen die na voornoemde datum als ontwerp ter inzage worden gelegd, verplicht om de SVBP 2012 (standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012) toe te passen.

Opbouw regels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

6.1.1 Inleidende regels

Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het inpassingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

6.1.2 Bestemmingen

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

Bestemmingsomschrijving

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijking van de bouwregels

In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. Deze bevoegdheid wordt objectief begrensd en bevat duidelijke criteria.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de in de bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

In enkele dubbelbestemmingen is een aanlegvergunningregeling opgenomen voor de gronden gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden. Hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht wordt gekeken naar de kans op het verstoren van archeologische resten.

6.1.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het inpassingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen omtrent bestaande bebouwing.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van functies die strijdig zijn met het inpassingsplan. Om in het inpassingsplan vast te leggen dat bomen gecompenseerd dienen te worden is in de algemene gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin is opgenomen dat de bomen die gekapt worden, worden herplant binnen de grenzen van het landgoed, de oppervlakte die gecompenseerd dient te worden en de termijn waarbinnen de compensatie plaats dient te vinden. De compensatie die in deze regels is opgenomen is de compensatie die noodzakelijk is in het kader van de Boswet.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels in het plan waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

6.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon gehandhaafd worden. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

6.2 Systematiek per bestemming

Hieronder worden de verschillende bestemmingen kort toegelicht.

Algemeen

Bij het opstellen van dit inpassingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’ van de gemeente Rhenen.

Artikel 3 Bos

Deze gronden zijn bestemd voor onder andere bos en bebossing en extensief recreatief medegebruik. Binnen deze bestemming, op locatie Eikelkamp, is ter plaatse van de aanduidingen op de verbeelding een bomenkathedraal en een openluchttheater toegestaan. Ter plaatse van deze aanduidingen zijn tevens evenementen toegestaan, waarvoor in de regels voorwaarden zijn opgenomen. De voorwaarden zijn opgenomen ter bescherming van de EHS. Zo mogen de evenementen niet in het broedseizoen plaatsvinden en zijn evenementen met versterkt geluid niet toegestaan. Ook het maximale aantal bezoekers per evenement is vastgelegd. Op deze locatie zijn ter plaatse van de aanduiding parkeren tevens parkeerplaatsen toegestaan ten behoeve van het hotel en de evenementen.

Vanwege de landschappelijke inpassing van de woningen ter plaatse van Locatie 2 is middels de aanduiding 'specifieke vorm van bos - landschappelijke inpassing' vastgelegd dat de bosrand met bijbehorende onderbegroeiing in stand gehouden moet worden.

Artikel 4 Groen

Ten behoeve van de bescherming, ontwikkeling en instandhouding van houtwallen is de bestemming groen met een aanduiding 'houtwal' opgenomen. De houtwallen mogen niet aangetast worden. Daarnaast bevindt zich aan de zuidzijde van Locatie 1 een groene zone. Deze zone is bestemd als groen om te voorkomen dat hier bijgebouwen / opstallen gebouwd kunnen worden. Hiermee is de zone voldoende beschermd.

Artikel 5 Horeca

De gronden bestemd als Horeca zijn bedoeld voor de realisatie van een (zorg)hotel. In de regels is het maximum aantal hotelkamers aangegeven. Gebouwen en het parkeren zijn uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toegestaan. In totaal is maximaal 1.900 m² aan bebouwing toegestaan, waarvoor in de regels de maximale hoogtes zijn weergegeven.

Artikel 6 Water

Op de locatie Juliahoeve (deelplankaart 1) is een sloot gelegen. Deze heeft de bestemming ‘Water’ gekregen.

Artikel 7 Wonen 1

Ten behoeve van de te realiseren woningen in Veenendaal is de bestemming Wonen 1 opgenomen. Binnen dit bouwvlak zijn drie woningen toegestaan. De maximale bouwhoogte en inhoud van de woning is in de planregels opgenomen.

Artikel 8 Wonen 2

Ten behoeve van de te realiseren woningen in Rhenen is de bestemming Wonen 2 opgenomen. Binnen dit bouwvlak zijn vier woningen toegestaan. De maximale bouwhoogte en inhoud van de woning is in de planregels opgenomen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie en Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

De vier plangebieden kennen alle een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor de gebieden gelegen binnen de gemeente Rhenen is de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied van deze gemeente. Het plan buitengebied van de gemeente Veenendaal kent een andere regeling voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Voor de locatie Juliahoeve (gelegen binnen Veenendaal) is daarom de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 2’ opgenomen conform het plan buitengebied van deze gemeente. Er gelden beperkende bouwregels en een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de bescherming van deze waarden.

Artikel 11 Waarde - Landgoed

De vier te ontwikkelen locaties maken onderdeel uit van het Landgoed Prattenburg. Ze hebben de dubbelbestemming ‘Waarde – Landgoed’ gekregen om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te beschermen.

Hoofdstuk 7 Financieel-economische uitvoerbaarheid

7.1 Kostenverhaal

Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de provincie budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro zijn de provinciale staten van provincie Utrecht verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het inpassingsplan) waarop het exploitatieplan betrekking heeft. Niet in alle gevallen zijn provinciale staten verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kunnen provinciale staten van de provincie Utrecht besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als aan de cumulatieve bepalingen van artikel 6.12, lid 2 sub a, b en c Wro is voldaan.

Met onderhavig inpassingsplan worden bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt op de locatie 1 (Juliahoeve), locatie 2 (Bosje van Wartou) en locatie 3 (Eikelkamp). Met de grondeigenaar, de gemeenten Rhenen en Veenendaal wordt een anterieure overeenkomst gesloten waardoor het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. De planologische ontwikkeling leidt tot een waardevermeerdering van de grond. De kosten die initiatiefnemer maakt zijn een investering ten einde de waardevermeerdering te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo.

Dit positieve saldo zal door de initiatiefnemer worden ingezet ter dekking van het beheer en onderhoud van het landgoed. Hiermee wordt behoud en openstelling van het landgoed gewaarborgd. Zoals ook overeengekomen in het convenant tussen initiatiefnemer, de gemeenten en de provincie Utrecht.

Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een inpassingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen provincie en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de provinciale inspraakverordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het inpassingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro). In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de wijze waarop is omgegaan met inspraak en vooroverleg.

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en dit is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de provincie vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de provinciale inspraakverordening. Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak zijn verwoord in een Reactienota Inspraak. Deze is als Bijlage 11 bij onderhavig inpassingsplan gevoegd worden.

8.3 Horen gemeenteraden

Op grond van artikel 3.26 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is de provincie verplicht om voorafgaand aan de vaststelling van een inpassingsplan de gemeenteraden van de gemeenten op welke gronden het inpassingsplan van toepassing is te horen. De provincie Utrecht heeft in het kader hiervan op 4 april 2016 een hooravond voor zowel de gemeente Rhenen als de gemeente Veenendaal georganiseerd. Hiermee heeft de provincie voldaan aan artikel 3.26 lid 1 Wro. Een verslag van deze avond is in Bijlage 11 bijgevoegd.

8.4 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een inpassingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit inpassingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn in de Reactienota inspraak opgenomen en zijn waar nodig in dit plan verwerkt.

8.5 Zienswijzen

Nadat het plan als voorontwerp ter visie heeft gelegen is het ontwerp inpassingsplan opgesteld. Het plan is aangevuld met wijzigingen die uit de inspaak- en overlegreacties naar voren zijn gekomen. Het ontwerpinpassingsplan wordt gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen indienen.

8.6 Beroep

Na vaststelling wordt het inpassingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.