7.1 Inleiding
Bij de hoofdlijnen van ons beleid zijn we al ingegaan op onze sturingsfilosofie en de provinciale rol (zie hoofdstuk 3). Het bereiken van de gewenste doelen staat bij ons voorop, onze provinciale rol is daarvan een afgeleide. Wij gaan uit van de basisgedachte “lokaal wat kan, regionaal wat moet” en verleggen het accent zoveel mogelijk van toetsing naar ontwikkeling. Dit betekent niet dat wij minder betrokken zijn bij de ruimtelijke ontwikkeling, maar we doen het op een andere manier dan voorheen. Kernwoorden voor de uitvoering zijn ontwikkeling, integrale aanpak, samenwerking en focus.

We hebben aangegeven dat we bij de uitvoering drie rollen voor de provincie onderscheiden:
  • Participeren: regisseur, coördinator, ontwikkelaar;
  • Stimuleren: facilitator, aanleveren van expertise en capaciteit, subsidies, aandacht vragen via overleg;
  • Reguleren: kaderstellend, toetsend: via PRV of provinciaal inpassingsplan;
Deze rollen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. Wij bieden in ons beleid steeds duidelijkheid over de rol of rollen die wij willen spelen.

Veranderende beleidsopgaven en – keuzes, samenhangend met complexe maatschappelijke opgaven vergen een andere aanpak van de uitvoering van ons beleid voor de fysieke omgeving. Deze aanpak is verder beschreven in paragraaf 7.2.

Voor de uitvoering zijn niet alleen de rollen van belang, maar ook het instrumentarium. In paragraaf 7.3. gaan we daar nader op in.

In voorgaande hoofdstukken hebben we per beleidsthema in de realisatieschema’s aangegeven welke rol wij vervullen en hoe wij deze rol gaan uitvoeren. De reguleringsrol wordt ingevuld door het opnemen van regels in de PRV.
Voor de invulling van de stimulerende en participerende rol wordt kort aangegeven wat dit inhoudt en eventueel verwezen naar specifieke acties. In par. 7.4. wordt een overzicht gegeven van onze rol en de wijze waarop wij die concretiseren.