Hoofdstuk 6 Milieueffectrapportage

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging in de natuur, recreatie of landbouw met een oppervlakte van 125 hectare of meer, moet worden beoordeeld of een planMER moet worden opgesteld voor een structuurvisie. Dit wordt voorgeschreven onder punt 9 van de D-lijst behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994. De beoordelingsplicht geldt, wanneer de in de D-lijst opgenomen drempelwaarden worden overschreden. Dat is in casu niet het geval: de voorgenomen activiteit heeft betrekking op een klein gebied, circa 14000 m2. De drempelwaarden worden niet overschreden en de beoordelingsplicht kan derhalve achterwege blijven. 

Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden, kunnen er nog andere factoren een rol spelen waardoor er alsnog een milieueffectrapportage opgesteld moet worden. Deze factoren worden genoemd in bijlage III van de Europese Richtlijn milieueffectrapportage. Het gaat onder meer om de kenmerken en plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Door de voorgenomen activiteit (uitruil van rode en groene gronden) ontstaat er letterlijk meer ruimte voor de robuuste ecologische verbindingszone. Een belangrijke barrière in de verbinding tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug (in casu de verbinding tussen Blauwe Kamer en Palmerswaard) kan door de voorgenomen activiteit worden weggenomen. De hiermee te realiseren winst voor de EHS wordt per saldo beduidend groter geacht dan het verlies dat voor de EHS moet worden geïncasseerd met het inleveren van EHS-gronden (bestaande natuur) ten oosten van het plangebied (woningbouw aan rand van de zandwinplas). De voorgenomen functiewijziging van het gebied zal een positief effect hebben op de robuuste ecologische verbindingszone. De factoren genoemd in bijlage III geven derhalve geen aanleiding om een milieueffectrapportage op te stellen.