5. Toelichting: EHS-saldobenadering

5.1 Achtergronden van de EHS-saldobenadering

De vliegbasis is in het streekplan 2005-2015 aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur. Hier geldt het ‘nee, tenzij’-regime: ontwikkelingen zijn niet toegestaan (nee), tenzij wordt aangetoond dat niet leiden tot wezenlijke aantasting van de natuurwaarden.
Soms kan echter de EHS-saldobenadering worden toegepast, in plaats van het ‘nee, tenzij’-regime. Dit kan als sprake is van een combinatie van projecten of handelingen die tevens tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per saldo te verbeteren. Bij de herinrichting van de vliegbasis is deze EHS-saldobenadering toegepast.

Spelregels voor de EHS-saldobenadering
Toepassing van de EHS-saldobenadering is gekoppeld aan spelregels. Deze zijn vastgelegd in de Nota Ruimte, het streekplan 2005-2015 en het beleidskader Spelregels EHS. De wijze waarop de EHS-saldobenadering invulling krijgt bij de herinrichting en de toets aan de spelregels is beschreven in de rapportage ‘Ruimtelijk plan vliegbasis Soesterberg, toetsing aan de saldobenadering EHS’ (Arcadis, 26 januari 2009).
Formeel is de provincie zelf bevoegd om de toepassing van de saldobenadering te toetsen. Vanwege onze directe betrokkenheid bij de herinrichting van de vliegbasis hebben wij echter het ministerie van LNV gevraagd deze toets te verrichten. Bij brief van 17 februari 2009 heeft het ministerie te kennen gegeven dat het Ruimtelijk plan in overeenstemming is met de spelregels voor de EHS-saldobenadering. Wel is het vereist dat aan de vervolgstappen die zijn genoemd in het toetsingsrapport worden gezet.



5.2 Toetsing van de herinrichting aan de spelregels voor de EHS-saldobenadering

Wanneer is de EHS-saldobenadering toepasbaar?
In de Nota Ruimte is vastgelegd dat de EHS-saldobenadering toepasbaar is als:
a. de combinatie van plannen, projecten of handelingen binnen één ruimtelijke visie wordt gepresenteerd;
b. er een onderlinge samenhang bestaat tussen de betreffende plannen, projecten of handelingen;
c. een schriftelijke waarborg voor de realisatie van de plannen/projecten of handelingen kan worden overgelegd waarop alle betrokkenen zijn aan te spreken.

Bovendien is voor toepassing van deze saldobenadering nodig dat:
d. binnen de EHS een kwaliteitsslag gemaakt kan worden waarbij het oppervlak natuur minimaal gelijk blijft dan wel toeneemt. Zo'n kwaliteitsslag kan bijvoorbeeld ontstaan doordat binnen de EHS met bestemmingen geschoven wordt; en/of:
e. binnen de ruimtelijke visie vergroting van het areaal EHS optreedt, ter compensatie van het gebied dat door de projecten of handelingen verloren is gegaan; onder de voorwaarde dat daarmee tevens een beter functionerende EHS ontstaat.

De plannen voor vliegbasis voldoen aan de criteria voor toepassing van de EHS-saldobenadering
Door het Ruimtelijk plan wordt voldaan aan de voorwaarden a en b: daarin zijn immers met elkaar samenhangende plannen opgenomen die leiden tot een aantrekkelijke inrichting van het gebied, waarbij de ontwikkeling van de natuurkwaliteit een van de doelen is.
De onder c. genoemde schriftelijke waarborg kan invulling krijgen door een inpassings- of bestemmingsplan en via uitvoeringsafspraken.

In de rapportage ‘Ruimtelijk plan vliegbasis Soesterberg, toetsing aan de saldobenadering EHS’ (Arcadis, 26 januari 2009) is onderbouwd dat het Ruimtelijk plan voldoet aan de voorwaarden d en e. Daarbij zijn twee stappen onderscheiden.

Stap 1: oppervlakte natuur blijft gelijk of neemt toe
Om dit te beoordelen is de kaart met de huidige natuurwaarden afgezet tegen de natuurwaarderingskaart van de toekomstige situatie. Daarbij blijkt dat de oppervlakte natuur op termijn met ruim 60 hectare toeneemt.

Stap 2: kwaliteitswinst
De kwaliteitswinst wordt beoordeeld aan de hand van de volgende wezenlijke kenmerken en waarden.
• de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit
• gebieden die bepalend zijn voor aaneengeslotenheid en robuustheid
• de aanwezigheid van bijzondere soorten
• de aanwezigheid van essentiële verbindingen.
Hierbij moet zowel naar de actuele als naar de potentiële waarden, zoals vastgelegd in provinciale natuurdoeltypen, worden gekeken.
Deze criteria hebben wij vaker toegepast. Door de bestuursrechter is er mee ingestemd.
Het Ruimtelijk plan leidt enerzijds tot kwaliteitswinst voor natuur door de ontwikkeling van grotere eenheden natuur, de inrichting van verbindingszones en bosranden en het stopzetten van militair gebruik. Anderzijds is sprake van negatieve invloeden vanuit recreatief gebruik, de ontwikkeling van een museum en nieuwe bebouwing. In de toetsing worden deze ontwikkelingen tegen elkaar afgewogen.

In deze tabel is een korte samenvatting van de toetsing van de kwaliteit weergegeven.

Toetsingscriterium Onderdeel Beoordeling
Aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit Bos

+/++

korte termijn 0/-

  Grasland

0/+

korte termijn 0/-

  Heide

+/++

korte termijn +

  totaal

+/++

korte termijn 0

Gebieden die bepalend zijn voor aaneengeslotenheid en robuustheid   +
Aanleggen of verbeteren van leefgebieden voor soorten  

0/+

korte termijn 0

Aanwezigheid van ecologische verbindingen   +/++
Kwaliteitsslag t.o.v. potentieel (natuurdoelen)   +
Totaal   +/++

Toelichting op de toetsingscriteria
Om de toekomstige natuurwaarden te beoordelen is een natuurwaarderingskaart ontwikkeld. In die kaart zijn per gebied de te realiseren natuurkwaliteiten aangegeven. Deze natuurwaarderingskaart is afgezet tegen de waardering van de natuurkwaliteit in de nulsituatie. In beide kaarten is dezelfde klassenindeling gehanteerd.
De aanwezigheid van gebieden met een bijzondere ecologische kwaliteit is beoordeeld door de natuurwaarderingskaart van het Ruimtelijk plan te vergelijken met de huidige kwaliteiten. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen bos, grasland en heide.

Uit de vergelijking blijkt:
• dat op langere termijn sprake is een toename van oppervlakte bos op de vliegbasis
• de omvang en kwaliteit van de heischrale graslanden op termijn toeneemt
• de hoeveelheid heide sterk toeneemt, onder andere door ontwikkeling van de heidecorridor.

De omvorming van schraalgraslanden naar bos moet geleidelijk en zorgvuldig gebeuren. Voorkomen moet worden dat de totale kwaliteit achteruit gaat.

Het plan scoort op het kwaliteitscriterium aaneengeslotenheid en robuustheid positief: er ontstaan grotere eenheden aaneengeschakelde natuur en hekwerken verdwijnen.

De vliegbasis is nu al een belangrijk gebied voor bijzondere en bedreigde planten- en diersoorten. De omvorming van het gebied leidt niet tot aantasting van deze soorten. Aandacht vragen de soorten die gebonden zijn aan de schraalgraslanden en mogelijk beïnvloed worden door recreatief gebruik.

Het plan geeft duidelijk invulling aan de te realiseren verbindingszones over de basis: de westelijke boscorridor, de oostelijke bos- en heidecorridor en de aansluiting richting Bosch en Duin.

Het moeten voldoen aan de EHS-saldobenadering is niet alleen een wettelijk gegeven, het is nadrukkelijk de ambitie van de betrokken partijen om de aanwezige natuurkwaliteit te verbeteren en te versterken.



5.3 Vervolgstappen

Vanuit de saldobenadering zijn nog enkele stappen vereist die verdere uitwerking moeten krijgen in de volgende procedurestap. Het gaat hierbij om:
• het uitwerken van een inrichting- en beheerplan in overleg met de toekomstige beheerders. Hierin worden afspraken vastgelegd over natuurontwikkeling en beheer, recreatief gebruik en monitoring.
In het inrichting- en beheerplan moet een strategie worden opgenomen om de gewenste ecologische ontwikkeling te bereiken en (tijdelijk) kwaliteitsverlies te minimaliseren. Ook dient aandacht te worden besteed aan omgang met recreatiedruk en aan handhaving.
Het inrichtings- en beheerplan is al in voorbereiding. Naar verwachting is het begin 2010 afgerond.
• in de realisatiefase dienen de uitgangspunten voor de toetsing te worden gerespecteerd. Wij zorgen voor een helder handhavingskader.
• wijzigingen van het plan kunnen gevolgen hebben voor de natuur. Of de wijziging past binnen de vereisten vanuit de EHS-saldobenadering moet dan worden beoordeeld in samenspraak met provincie en LNV.

De inrichting en het beheer moeten ook gericht zijn op de ontwikkeling van schraalgraslanden met wat meer structuur, en bossen die volledig uit inheemse soorten bestaan en rijk zijn aan structuurverschillen. De bosranden moeten geleidelijke overgangen vormen naar het open terrein waardoor meer typische bosrandsoorten kunnen voorkomen.



5.4 Boswet en Flora-en faunawet

Ondanks toepassing van de EHS-saldobenadering blijven de compensatieverplichtingen op grond van de Boswet en de verplichtingen volgens de Flora- en faunawet gelden.

Het plan voorziet in het vellen en rooien van bestaand bos, vooral om de oppervlakte schraalgrasland en heide te vergroten. Het plan voorziet echter ook in herplant van bos. De voorziene oppervlakte herplant is thans groter dan die van de te kappen oppervlakte.

De ontwikkelingen in het plan worden getoetst aan de Flora- en faunawet. De toetsing kan leiden tot kleine planaanpassingen. LNV beoordeelt de ontheffingsaanvragen in het kader van de Flora en faunawet vanuit de integraliteit van het ruimtelijk plan.  Tijdig starten met de voorbereidingen en rekening houden met seizoensgevoeligheid is gewenst. Dit vergroot de mogelijkheden voor goede maatregelen voor flora en fauna.