4.2 Klimaatverandering, gezondheid en veiligheid
Voor een duurzame leefomgeving is het belangrijk dat we rekening houden met de veranderingen die op ons afkomen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de verandering van het klimaat en de steeds beperkter wordende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. We willen in ons beleid hiermee rekening houden en er op inspelen door enerzijds ruimtelijke maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat we beter om kunnen gaan met de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing en het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Hierbij vinden we het ook belangrijk dat de leefomgeving gezond, veilig en aantrekkelijk blijft. We stimuleren het meenemen van deze aspecten bij ruimtelijke ontwikkeling.
4.2.1 Anticiperen op lange termijngevolgen klimaatverandering
Beleid
Wij streven naar een klimaatbestendige leefomgeving met een veilig en goed leefklimaat voor plant, dier en mens. Hiervoor nemen we verschillende maatregelen, zoals ruimte reserveren voor waterberging, versterking van de dijken en het verder ontwikkelen van een robuuste natuur. Een belangrijk aspect van een klimaatbestendige leefomgeving is een betrouwbare en betaalbare duurzame energievoorziening. We zetten in op het ruimtelijk mogelijk maken van opwekking en distributie van duurzame energie.

Toelichting
Voor een klimaatbestendig Utrecht spelen we in op de te verwachten effecten van klimaatverandering volgens de warme klimaatscenario’s van het KNMI. Hiermee bereiden wij ons voor op de te verwachten klimaateffecten. De gematigde scenario’s laten vertraagd hetzelfde beeld zien. Op dit moment werken we met de klimaatscenario’s van het KNMI uit 2006. Kenmerken hiervan:
  • Opwarming zet door (wereldwijde temperatuurstijging met 1 tot 2 graden tot 2050);
  • Winters gemiddeld natter;
  • Heviger extreme zomerbuien, maar het totaal aantal regendagen in de zomer neemt af;
  • Veranderingen in het windklimaat zijn klein ten opzichte van de natuurlijke grilligheid;
  • De zeespiegel blijft stijgen (tussen de 15 en 35 centimeter tot 2050).
Bij het uitkomen van nieuwe scenario’s zullen wij kijken of dit gevolgen heeft voor ons ruimtelijk beleid.

De bandbreedte in mogelijke gevolgen in de warme scenario’s vertalen we in no-regret maatregelen. Deze zijn erop gericht te voorkomen dat op langere termijn extra kosten moeten worden gemaakt voor het bereiken van een vergelijkbaar effect. Deze beleidsmaatregelen komen op diverse plekken terug:
  • Bij bodem en water: zoetwatervoorziening, sterke dijken, overstromingsbestendig inrichten, omgaan met wateroverlast en watertekort en beperken bodemdaling veengebieden.
  • Bij stedelijk gebied: bijdragen aan opvangen weersextremen bij (her)ontwikkeling van vitale en kwetsbare functies (zoals ziekenhuizen en elektriciteitscentrales), wonen, werken en infrastructuur.
  • Bij landelijk gebied: bijdragen aan opvangen weersextremen bij (her)ontwikkeling van vitale en kwetsbare functies, natuur en landschap, infrastructuur en landbouw, bieden van verkoeling.
Via het nationale Deltaprogramma wordt ook gewerkt aan waterveiligheid en voldoende zoetwater op lange termijn (horizon is 2100). Hiertoe vinden diverse onderzoeken plaats, zowel algemeen als gebiedsgericht, resulterend in “Deltabeslissingen”. Als dit erom vraagt verwerken wij de gevolgen hiervan in ons beleid.

Realisatie
Provinciaal belang
Anticiperen op de lange termijn gevolgen van klimaatverandering
Provinciale rollen
Stimuleren

Stimuleren

Informatie over lange termijngevolgen klimaatverandering is beschikbaar via de interprovinciale Klimaateffectatlas: http://klimaateffectatlas.wur.nl/ 


4.2.2 Ruimte bieden voor duurzame energie
Beleid
Wij hebben de ambitie om in 2040 het grondgebied van de provincie Utrecht klimaatneutraal georganiseerd te hebben. Het gaat hierbij niet alleen om CO2-reductie, maar ook om het onafhankelijk zijn van beperkt beschikbare fossiele brandstoffen. De ruimtelijke opgave hierbij is het ruimte bieden voor het duurzaam opwekken van energie en de mogelijkheden bieden om energie- of warmtevragende en energie- of warmteleverende functies bij elkaar te brengen.

Wij streven bij gebiedsontwikkelingen naar zelfvoorzienendheid voor energie. Wij nemen bij verstedelijking en uitbreiding hiervan de voorwaarde op dat gemeenten en initiatiefnemers in ruimtelijke plannen een onderbouwing opnemen over de wijze waarop het plan rekening houdt met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.

We stimuleren het gebruik van alle duurzame energiebronnen: windenergie, biomassa, (diepe) geothermie, warmte-koudeopslag, zonne-energie, waterkracht en benutten van restwarmte. Voor windenergie en biomassa hebben we ruimtelijke kaders opgesteld. Hierbij is ons uitgangspunt dat, vanwege de ruimtelijke impact van windturbines, wij de voorkeur geven aan andere vormen van duurzame energie.

Toelichting
Een klimaatneutraal georganiseerd grondgebied in 2040 heeft naast CO2-reductie en onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen als bijkomend voordeel verbetering van de luchtkwaliteit en de kansen die dat biedt voor de leefbaarheid en het behoud van de fysieke leefomgeving. Bovendien bieden energiebesparing en opwekking van duurzame energie kansen voor de Utrechtse duurzaamheidseconomie.

De opgaven voor klimaatneutraliteit zijn:
  • het energiegebruik sterk verminderen door besparingen en innovaties;
  • de energie die we nog nodig hebben duurzaam opwekken;
  • energie- of warmtevragende en energie- of warmteleverende functies bij elkaar brengen.
In de PRS beperken wij ons tot een ambitie die wij ruimtelijk kunnen faciliteren. De daadwerkelijke realisatie is afhankelijk van initiatieven vanuit de markt. Door initiatieven ruimtelijk te faciliteren en vanuit onze economische visie op innovatiegebied te stimuleren, dragen wij bij aan de opgave voor klimaatneutraliteit op een wijze die past bij de kerntaken van de provincie.

We hebben onderzocht wat voor het halen van de ambitie voor 2040 in de periode tot 2020 mogelijk is. Als alle realistische mogelijkheden voor biomassa, zonne-energie, geothermie e.d. worden benut en we realiseren de landelijk afgesproken ambitie van 50 MW aan windenergie, dan voorziet dit in 2020 in het duurzaam opwekken van 10% van de energiebehoefte van onze provincie. Daarmee halen we niet de ambitie van 20% duurzame energieopwekking die we in de Kadernota Ruimte beogen. Het verduurzamen van onze energievoorziening verloopt dus naar verwachting langzaam gedurende de structuurvisieperiode. Dit betekent niet dat onze ambitie voor 2040 niet haalbaar is. In de periode tot 2040 kunnen zich immers innovatieve ontwikkelingen voordoen. In de Structuurvisieperiode ondersteunen we de ontwikkeling van dergelijke innovaties, inclusief het bieden van eventueel benodigde experimenteerruimte, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen. We zullen de mogelijkheden hiervoor verkennen en bekijken welke initiatieven en locaties in aanmerking kunnen komen.

Realisatie
Provinciaal belang
Ruimte bieden voor duurzame energiebronnen
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV)

Bij verstedelijking en uitbreiding hiervan nemen we de voorwaarde op dat ruimtelijke plannen een onderbouwing moeten bevatten over de wijze waarop het plan rekening houdt met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen (artikel 3.1).



4.2.2.1 Windenergie
Beleid
We zetten in op het bereiken van ten minste 50 MW aan windenergie in 2020 door op een beperkt aantal locaties ruimte te bieden voor grootschalige windturbines met een ashoogte van 60 meter en hoger. Op deze locaties mogen geen belemmeringen ontstaan voor het realiseren van deze windturbines. Als locaties met ruimte voor een nadere uitwerking hiervan zijn in beeld:
  • locaties gelegen langs het Amsterdam-Rijnkanaal nabij Baambrugge en ten zuiden van Houten;
  • locatie langs de A2 ter hoogte van Breukelen;
  • locaties langs de A12 ten zuidwesten van Woerden en in het plangebied van Rijnenburg;
  • locaties op bedrijventerrein Lage Weide te Utrecht en op bedrijventerrein Het Klooster te Nieuwegein.
Voor alle locaties geldt de voorwaarde dat er bij het gemeentebestuur draagvlak moet zijn. Concretisering gebeurt via initiatieven vanuit de markt. Wij staan open voor initiatieven die leiden tot intensivering van de benutting van genoemde locaties, waardoor hier meer dan 50 MW gerealiseerd kan worden.

De ambitie voor windenergie is gericht op doelbereik in 2020. Onze structuurvisie maken wij voor de periode tot 2028. Mocht er in de werkingsperiode van onze structuurvisie behoefte zijn aan aanvullende locaties voor windenergie, dan zullen wij die beoordelen aan de hand van hun impact op milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals rijksbeleid voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000. Onze voorkeur gaat uit naar een in de omgeving passende combinatie van meerdere windturbines boven solitaire plaatsingen. Als aanvullende locaties nodig zijn en ze voldoen aan de criteria, dan zullen wij de mogelijkheid voor ontwikkeling van windenergie op die locatie opnemen in onze Provinciale Ruimtelijke Verordening. De genoemde criteria hanteren wij indien nodig ook bij de uitwerking van de huidige locaties.

Naast de specifiek aangegeven ruimte voor grootschalige windturbines in het landelijk gebied, vinden we windturbines in het stedelijk gebied toelaatbaar, in het bijzonder op bedrijventerreinen. Hierbij moet vanzelfsprekend met andere provinciale belangen rekening worden gehouden.

Toelichting
Ons beleid voor windturbines is gericht op het realiseren van lijnen of clusters waar deze passend zijn in hun omgeving. Een solitaire of, naar schaal van de omgeving, te korte lijn werkt verstorender in het landschap dan een duidelijke markering. Naast landschappen met windturbines hechten wij ook aan landschappen zonder windturbines. Het realiseren van dergelijke vrijwaringsgebieden als contramal past in het landelijk beleid. De kernkwaliteiten van de landschappen bieden hiertoe een basis.

Landelijk is de ambitie gesteld op 6000 Megawatt (MW) aan windenergie op land, te bereiken in 2020. De provincie Utrecht heeft zich daarbinnen gecommitteerd aan het bereiken van 50 MW aan windenergie. Deze op het oog lage ambitie komt vooral voort uit de kernkwaliteiten van het Utrechtse landschap. Andere gebieden in Nederland zijn beter geschikt voor windenergie. Voor initiatieven tussen de 5 en de 100 MW wordt mogelijk van rechtswege windenergie tot provinciaal belang benoemd. Boven een nog nader te bepalen realisatienorm voor de gehele provincie kunnen Provinciale Staten af zien van toepassing van haar instrumentarium een inpassingsplan op te stellen. Deze realisatienorm wordt waarschijnlijk 50 MW. Hiervoor hebben wij, in samenspraak met gemeenten en gebaseerd op eerder beleid, zoekgebieden aangegeven waar de 50 MW windenergie gerealiseerd kan worden.

Realisatie
Provinciaal belang
Ruimte bieden voor duurzame energiebronnen
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV)

Gemeenten waarin een locatie ligt die aanvaardbaar is voor windenergie kunnen in bestemmingsplannen uitwerking geven aan deze locaties. (artikel 2.6).



4.2.2.2 Energie uit biomassa
Beleid
Energie uit biomassa wordt vooral verkregen via vergisting. Vanwege de ruimtelijke impact van biomassa(co-) vergistingsinstallaties, hebben we hiervoor de volgende richtlijnen opgesteld:
  • Kleine vergisters -als nevenactiviteit- bij de agrarische bedrijven in het buitengebied, passen bij de bedrijfsvoering en kunnen altijd ruimtelijk worden gefaciliteerd.
  • Een gezamenlijke vergistingsinstallatie van een aantal agrariërs wordt bij voorkeur op of nabij één van de deelnemende bedrijven en nabij een afzetplek gerealiseerd. Landschappelijke inpassing is belangrijk.
  • Grote centrale (co-)vergistingsinstallaties die niet op een agrarisch bouwblok passen vestigen zich op bedrijventerreinen of bij grootschalige afval(water)verwerking.
Energie uit biomassa kan ook verkregen worden via verbranding. Vooral bij grootschalige biomassaverbrandingsinstallaties is het bij de locatiekeuze belangrijk om rekening te houden met de mogelijkheden voor aan- en afvoer van biomassa, elektriciteit en warmte.

Toelichting
Wij stimuleren energieopwekking uit biomassa, mits de beschikbare biomassa zo duurzaam en efficiënt mogelijk wordt ingezet. Bij energieopwekking uit biomassa wordt onderscheid gemaakt tussen verbranding en vergisting. De ruimtelijke impact van kleinschalige biomassaverbrandingsinstallaties is minimaal en deze kunnen daarom overal gerealiseerd worden, mits ze aan de omgevingsvergunning voldoen. Voor grootschalige biomassaverbrandingsinstallaties is een doordacht locatiekeuze wel belangrijk.
Voor vergisting van biomassareststromen zijn vaak grote installaties en opslagfaciliteiten nodig. Dit vergt de nodige ruimte, die niet altijd in het landelijk gebied gefaciliteerd kan worden. Om die reden hebben we in onze ruimtelijke verordening regels opgenomen ten aanzien van schaalgroottes:
  • Bij (co-)vergisting op boerderijniveau wordt mest uit het eigen bedrijf vergist en wordt organisch materiaal uit het eigen bedrijf of van elders toegevoegd aan het vergistingsproces. Deze vorm van agrarische nevenactiviteit kan op het bedrijf zelf plaatsvinden, rekening houdend met de omgevingsvergunning.
  • Wanneer een aantal boeren besluiten een gezamenlijke vergistingsinstallatie op te richten is locatiekeuze belangrijk. Er zal nadrukkelijk rekening gehouden moeten worden met de afzet van (groen)gas, elektriciteit en/of warmte. Daarnaast zijn de aspecten geur, externe veiligheid, verkeer aantrekkende bewegingen en mogelijkheden voor landschappelijke inpassing belangrijk. De voorkeur voor locaties voor deze initiatieven gaat uit naar het bedrijf van één van de initiatiefnemers of een nabijgelegen (vrijkomend) agrarisch bouwblok. De maximale bouwblokgrootte voor dit soort initiatieven in het landelijk gebied is 2,5 hectare.
  • Grotere initiatieven voor centrale (co-)vergistingsinstallaties achten wij uit oogpunt van landschappelijke inpassing en verkeer aantrekkende bewegingen niet wenselijk in het landelijk gebied. Bij de locatiekeuze voor een dergelijk initiatief dient bovendien rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van voldoende warmtevraag en/of de nabijheid van een gasleidingnet met voldoende capaciteit. Als locatie komen bedrijventerreinen, glastuinbouwconcentratiegebieden en terreinen voor rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI), afvalverwerking of stortplaatsen in aanmerking.
Naast traditionele vormen van biomassaverwerking zijn nieuwe technieken in opkomst, zoals droogvergisting, verbranding van houtige biomassa en vergassing. Voor deze innovaties is het op voorhand niet mogelijk om de ruimtelijke kaders voor langere periode vast te stellen. Bij initiatieven zal ten aanzien van de locatiekeuze in samenspraak met de betrokken partijen maatwerk worden geleverd. Op grond van de Crisis- en Herstelwet kan experimenteerruimte worden geboden, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen.

Realisatie
Provinciaal belang
Ruimte bieden voor duurzame energiebronnen
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV)

Gemeenten geven in bestemmingsplannen uitwerking aan de provinciale richtlijnen voor locaties voor grootschalige biomassa(vergistings)installaties (artikel 2.7).


4.2.3 Gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving
Beleid
Voor het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving is samenhang tussen ruimtelijke ordening en milieu belangrijk. Daarom zijn milieukwaliteiten als externe veiligheid, geluid, geur, lucht en donkerte, evenals bodem en water (uitgewerkt in paragraaf 4.1) voor ons integraal onderdeel van gebiedsontwikkelingen. Wij vragen gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te besteden aan de leefomgevingskwaliteit, waaronder gezondheid, met name via het instrument milieukwaliteitsprofielen. Ook vragen wij gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van buisleidingen en infrastructuur waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt, aandacht te besteden aan de externe veiligheidsaspecten.

Toelichting
Door de milieukwaliteiten en de invloed daarop vanuit verschillende bronnen integraal mee te nemen in gebiedsontwikkelingen wordt in een vroegtijdig stadium de basis gelegd voor een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving. Bestaande knelpunten komen in beeld, het ontstaan van nieuwe knelpunten kan worden voorkomen en kansen om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren worden gesignaleerd. Op deze manier benutten we de kansen voor duurzaam ruimtegebruik en het verbeteren van de leefbaarheid van onze provincie. Bovendien kan tijdig worden geanticipeerd op wettelijke regelingen en worden de risico’s van vertraging van ruimtelijke plannen op een later tijdstip beperkt. Het instrument milieukwaliteitsprofielen biedt inzicht in de ruimtelijke kwaliteit die voor verschillende type gebieden wordt nagestreefd en de keuzes die gemaakt kunnen worden. De milieukwaliteitsprofielen zijn er voor zowel stedelijke als landelijke gebieden.

Er zijn diverse bronnen van milieubelasting met gezondheidseffecten. Wegverkeer veroorzaakt luchtverontreiniging, geluidbelasting en lichtvervuiling. Spoorwegen veroorzaken een hoge geluidbelasting. Andere bronnen van milieubelasting zijn landbouw (fijn stof en stank), bedrijven (geluid, stank en licht), hoogspanningsmasten (straling) en luchtvaart. Voor dit laatste hebben wij een Luchtvaartnota opgesteld (2009). Hierin vragen wij gemeenten in bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen binnen 500 m van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, stiltegebieden, en de EHS geen luchtvaart-bestemmingen (luchtvaartterreinen) op te nemen. Uitzondering hierop zijn de helikopterlandingsplaatsen bij ziekenhuizen en andere hulpverleningsinstellingen.

Het beleid voor externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico’s of het verminderen daarvan tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Dit betreft risico’s als brand, explosies of een gifwolk, die verbonden zijn aan het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Ook gaat het om risico’s die gerelateerd zijn aan het vliegverkeer. De risico’s worden door twee factoren bepaald: de kans dat zich een ongeval voordoet en de effecten van dat ongeval.

Realisatie
Provinciaal belang
Een duurzame leefomgeving
Provinciale rol
Reguleren, stimuleren

Reguleren (PRV)

Gemeenten geven in bestemmingsplannen uitwerking aan de provinciale richtlijnen voor luchtvaartterreinen (artikel 3.9).

Stimuleren 

- De provincie vraagt bij gemeenten aandacht voor leefomgevingskwaliteit, waaronder gezondheid, met name via het instrument milieukwaliteitsprofielen. 

- De provincie vraagt bij gemeenten aandacht voor de externe veiligheidsaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van buisleidingen en infrastructuur waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt.