Hoofdstuk 4 Landelijk gebied

Artikel 4.0 Zonering landelijk gebied

[Geldt voor gehele landelijk gebied]



Artikel 4.0 lid 1

1. Een gebied dat is aangeduid als ‘Zonering landelijk gebied’ omvat de volgende gebiedszoneringen:
Landelijk gebied 1, Landelijk gebied 2, Landelijk gebied 3 en Landelijk gebied 4. Daar waar in de artikelen 4.1 tot en met 4.16 een ruimtelijke onderbouwing in relatie tot de zonering verplicht wordt gesteld, vindt deze onderbouwing plaats mede op basis van de in lid 2 tot en met lid 5 genoemde kenmerken.



Artikel 4.0 lid 2

2. Een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied 1’ heeft als hoofdfunctie stedelijk uitloopgebied.



Artikel 4.0 lid 3

3. Bij een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied 2’ ligt het accent op het agrarisch grondgebruik.



Artikel 4.0 lid 4

4. Een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied 3’ wordt gekarakteriseerd door verweving van natuur, recreatie, militair gebruik, extensieve woningbouw en instellingen.



Artikel 4.0 lid 5

5. Een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied 4’ heeft als hoofdfunctie natuur.



Artikel 4.1 Landelijk gebied

[Geldt voor gehele landelijk gebied]



Artikel 4.1 lid 1

1. Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied’ bevat bestemmingen
en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende landschappelijke
waarden en landschapstypen. Tot deze regels behoren in ieder geval op de aanwezige waarden afgestemde aanlegbepalingen en voor zover nodig bebouwingsvoorschriften.



Artikel 4.1 lid 2

2. De toelichting op een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een beschrijving van de
landschappelijke waarden en de landschaptypen van dat gebied, het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de landschappelijke waarden is omgegaan.



Artikel 4.1 lid 3

3. Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied’ bevat geen bestemmingen en regels die verstedelijking toestaan.



Artikel 4.1 lid 4

4. Het in het derde lid bepaalde is niet van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking
hebben op en in overeenstemming zijn met de volgende artikelen: artikel 4.6 (Stedelijk uitloopgebied),
artikel 4.9 (Ruimte voor ruimte), artikel 4.11 (Rood voor groen), artikel 4.12 (GWL), artikel 4.13 (Nieuwe landgoederen), artikel 5.2 leden 6 en 7 (EHS-saldobenadering) en plaatsvinden ter plaatse van de open contouren zoals aangegeven op de kaart behorende bij artikel 7.1 (Stedelijk gebied).



Artikel 4.1 lid 5

5. In afwijking van het bepaalde van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een ontheffing verlenen
voor een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied’ ten behoeve van verstedelijking onder de volgende voorwaarden:
a. verstedelijking vindt plaats in aansluiting op een gebied dat is aangeduid als ‘Stedelijk gebied’;
b. verstedelijking vindt niet plaats in landelijk gebied met bodem-, ecologische, landschappelijke of
cultuurhistorische kwaliteiten of in waterplassen en waterbergingslocaties;
c. de beoogde verstedelijking naar aard en omvang niet door herstructurering of intensivering van bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd en alternatieven ontbreken;
d. indien de oppervlakte aan nieuwe verstedelijking wordt gecompenseerd door het schrappen van een voor een bebouwing geschikte locatie elders binnen en aan de rand van het stedelijk gebied, is de voorwaarde genoemd in het vijfde lid, onder sub c, niet van toepassing.



Artikel 4.1 lid 6

6. Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Landelijk gebied’ bevat geen bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan in de nabijheid van gebieden aangeduid als ‘Groene contour’ die de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden significant aantasten.



Artikel 4.1 lid 7

7. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, kan een bestemmingsplan voor een gebied dat is
aangeduid als ‘Landelijk gebied’ bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen
toestaan in de nabijheid van gebieden aangeduid als ‘Groene contour’ die leiden tot een significante
aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden, mits is voldaan aan de in artikel
5.2, derde lid, genoemde voorwaarden. Artikel 5.2, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.



Artikel 4.1 lid 8

8. een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als "Nationale Landschappen'' bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen. Tot deze regels behoren in ieder geval op de aanwezige kernkwaliteiten afgestemde aanlegbepalingen en voor zover nodig bebouwingsvoorschriften.

Zie bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen



Artikel 4.1 lid 9

9. De toelichting op een bestemmingsplan als bedoeld in het achtste lid bevat een beschrijving van de kernkwaliteiten van dat gebied, het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de kernkwaliteiten is omgegaan.